Historische Vereniging Arnemuiden

Zeeuws Archief  Inventaris van de Archieven van de Gemeente Arnemuiden

 

Aan de Kerkmeesteren van de Hervormde Gemeente te Arnemuiden.

Zijne Majesteit verbiedt het begraven in den Kerken en tevens wordt bepaald dat begraafplaatsen op den afstand van 300 Roeden buiten de Steden en de gemeenten worden aangelegd; zo spoedig mogelijk daar mee aan te vangen.

Voor een geschikte plaats te bepalen wordt een commissie ingesteld die binnen 14dagen bescheid moet geven.

De kerkmeesteren moeten binnen 8 dagen bescheid geven.

 

9 april 1808.

Aan de Kerkenraad van de Hervormde gemeente

Wat is het getal der Weesen ten laste van Uwe Gemeente ?Van 1 tot 5; van 5 tot 10; van 10 tot 15; van 15 tot 20 jaar met onderscheiding van jongens en meisjes.

Bericht binnen de tijd van 8 dagen.

 

9 april 1808.

Aan Kolonel Gradman

Op zijn missive: het volgende antwoord.

Arnemuiden is geen garnizoensplaats. Wij hebben ook niet de financiele middelen om Fournitures en Kasernementen in te slaan en te bekostigen.

Onze “arme “vissersplaats is ongeschikt in het billetteren van militairen.

Verder verkeren wij in de beklagenswaardige toestand dat wij het slachtoffer zijn geworden van een voorbeeldeloze storm en Hooge watervloed van den 10e Januari j.l.

Verzoek invloed aan te wenden bij de Minister van oorlog dat wij de bezittende fourituren mogen behouden onder de belofte dat wij zorg zullen dragen dat zij op een daartoe bepaald moment zullen worden aangewend..

8 april 1808.

 

Aan de Commissie uit de secretarissen ten platten Lande van Walcheren, Nieuw- en St.Joosland wordt een lijst van leges aangeboden o.a. van pondgeld op roerend en onroerend goed . De ambtenaren genieten vacatie en Perceptie.

Bij roerend goed verkoop 4 gr.te ponde; 7 gr. Voor vaste goederen  wanneer die publiek worden verkocht. Voor de armen 1 gr.

Bij verkoop uit de hand wordt aan de stad voor onroerend goed 4 gr. Te ponde voldaan.

15 April 1808

 

Aan de kwartierdrost

 

Getal der weesen: van 10 tot 15 jaar  1 jongen, 11 ? meisjes

Van 10 tot 20  2 jongens.

 

16 april 1808.

 

Het schijnt moeilijk te zijn voor Arnemuiden een geschikte begraafplaats te vinden op 300 roeden afstand. In de wintertijd is doordat in laaggelegen gebieden de grondwaterspiegel zo hoog is dat een begraven lijk in het water komt te liggen. Dat geldt voor de jurisdictie Nieuwerkerk en de landerijen. Verzoek om op de oude begraafplaats te mogen begraven.

De kosten van ophogen d.m.v. specie en het begaanbaar maken van toegangswegen gaan de financiele mogelijkheden van de gemeente te boven.

 

19april 1808

 

Aan den Weleerwaarde Heer P.Hondius

Predicant bij de Hervormde Gemeente dezer Stede.

 

Bij de eerste gebeden die opgezonden worden van de gelukkige bevalling van Hare Majesteit de dankzegging uit te spreken; alsmede dat daar elk Ingezetene tog zo wel hartelijk deel zal nemen in de blijdschap welke deze gebeurtenis aan onzen geliefden Koning geeft als gevoel hebben van het gewigtige en belangrijke hetwelk daar in voor dit Land gelegen is, bij de hartelijkste dankzeggingen ook gevoegd worden de welneemendste wenschen en gebeden dat het Gode behage moge,de blijdschap en ’t genoegen van onzen Koning en de vreugd van alle deszelfs onderdanen volkomen te maken door eenen voorspoedige en geheele herstelling van deze geliefde Vorstinne welken deugden en bevallige hoedanigheden Haar zoveel aanspraak op de Liefde en genegendheid der Natie geven als voor den gezegenden en voorspoedigen opgroei van den jong geboren Prins tot Vreugde van Zijne Doorluchtige ouders  en geslagt en tot heil van het Dierbaar Vaderland.

 

30 Maart 1808

 

5 Meij 1808.

 

Aan de heer Landdrost

 

Opgave van den predicant

De f. 72 welke den Predicant van den lande vorr Huishuur ontvangt word bij hem geprofiteerd , aangezien die som uit de kerkekas ter gemoedkoming aan de Armen dezer Gemeente word goedgedaan.

 

Opgave van den Schoolonderwijzer en koster

Als schoolhouder word hij jaarlijks uit Stadskas betaald f.50.

Als koster geniet hij f. 24 voor het schoon en zuiver houden uit de Kerkekas.

Terwijl uit die kas het onderhoud van het Kerkgebouw en alle de behoeften dezelve word goedgedaan, hoewel haar fondsen niet evenredig zijn aan dezelven uitgaven

De stad geniet van den Lande geene Subsidien

De Kerk ontvangt jaarlijks van het zogenaamde Geestelijke Kantoor te Middelburg f. 36.

 

Aan de Heer Burgemeester der Stad Middelburg

 

De  Landdrost wenst dat de jurisdictiekwestie Te Mortiere in der minne wordt geschikt. Daartoe wordt de President en de Secretaris aangewezen

Verzoek  aan die commissie audiëntie te verlenen.

 

16 Meij 1808

 

 

Aan Zijne Excellentie den Minister van de Finantien van Zijne Majesteit den Koning van Holland.

Idem aan de Landdrost

 

Opgave van onze eigene appoinctementen als van die onzen geemploijeerden en den Ambtenaren tot ons behoorende .

Dat wij geen salaris genieten, behalve de secretaris, die een Tractement of Jaargeld van Stadswege geniet van f. 50  terwijl wij voor Leges of presentiegeld van deze Stad genieten bij iedere Vergadering te weten van Ballui 12 st de Leden van het Bestuur 9 st en den secretaris 15 st hetgeen te zamen met de  Comp.gelden en het genoemde Jaargeld voor den Balliu 7 leden van het bestuur en den Secret:; heeft bedragen  over het jaar van primo Meij 1807 tot Ultimo April 1808 eene somme van f 361-13-8.

Voorts dat wij een Bode hebben die een jaarlijks tractement geniet van f.66 Een Gerechtsdienaar die tevens kloksteller en klokluider is en voor de bedieningen jaarlijks ontvangt f.100 . Een schoolonderwijzer  die een Stadstractement word betaald van jaarlijks van f.50 en een stadsvroedvrouw welke jaarlijks voor tractement word goedgedaan f. 104 benevens een quart last turf.

(aan den Landdrost)

( Dat is den woordelijken inhoud der Missive door ons aan den Minister van Finantien op heden gedepecheerd .

18 Meij 1808.

 

 

De Stedelijke Rekening van Primo Meij 1807 tot Ultimo April 1808 wordt ter examinatie gezonden aan de Kwartier Drost te Middelburg.

 

31 Meij 1808.

 

Aan de Commissie uit de Secretarissen ten Platten Lande van Walcheren Nieuw en St.Joosland.

 

Antwoorden op de gestelde vragen betrekkelijk het Armwezen en de administratie der Kerkegoederen dezer gemeente.

Bij de gemeente bestaat een zaamgevoegde Directie over het Armwezen, welke geadministreerd wordt  niet alleen door de Diaconie maar ook tevens door de ouderlingen en mitsdien door den gantschen Kerkenraad geholpen door eene Boekhouder aan wie maandelijks Rekening word gedaan van Ontvang en Uitgaaf terwijl die wederom jaarlijks van Zijne gehouden Administratie Rekening en verantwoording doet aan den Kerkenraad , waar bij komen twee Gecommitteerden uit ons midden welke Vergadering meest bekend is onder onder den naam van Coll: Qualificatum.

En welke College de Rekening opgenomen hebbende ook dadelijk procedeerde tot het maken van eene Nominatie  van een dubbeltal Personen voor de aftredende Ouderlingen en Diaconen en die Nominatie drie Zondagen agter den andere volgende aan de Gemeente zijnde voorgesteld word de finale benoeming door voorzeide Collegie met die uit de Gemeente welke daar bij Verkiezen te compareeren geeffectueerd.

Wat betreft de Administratie der Kerkegoederen die heeft op deze wijze plaats.

Drie Leden uit ons midden en twee uit de gemeente maken de Kerkcommissie uit, welke de nodige reparatie aan het Kerkgebouw ordonneerd en in de behoeften der kerk voorziet, terwijl een Boekhouder of Rentmeester jaarlijks van Zijn Ontvang en uitgaaf Verantwoording doet aan eenen gecombineerde Vergadering van Kerkenraad en den genoemde Commissie

 

11 junij 1808

Aan de Heer Burgemeester der stad Middelburg

 

Daar de redenen niet meer exteren waarom van wegens deze Stede ten jare 1792 ingevolge een contract tusschen de Middelburg en Arnemuiden gesloten een Brug is gemaakt gelegd  en  tot heden door ons onderhouden over het water genaamd de Arne vermits dat water thans gestopt is door het sluiten van de Arne de Brug gevoeglijk zoude kunnen weggenomen worden.En daar het verder onderhoud van dezelve Importante kosten aan deze Stede zoude veroorzaken zo vinden wij ons verplicht bij Uw Edel geboren vriendelijke Instantien te doen om die Brug af te breken en te doen vervangen door aan beide zijden aan Dijken een behoorlijk oprel te doen leggen en in het midden van het Canaal een kleene bruggetje te doen vervaardigen ten einde de situatie onverhinderd kan voortduren.

 

Aan President Staten en Gecommitteerden uit de Breede Geerfden des Eilands Walcheren

 

Lijst van de Paarden en de namen van wie dezelve behooren

 

I Marteijn       4 paarden

I. Adriaanse    4 paarden

Wed. v.d. Kreke  1 paard

Mr. W.A. van Citters  6 paarden

Wed. J.C. Vinke          4 paarden

A. Meulmeester             2 Paarden

A. Koets                       1 paard

Pr La Riviere                3 paarden

C.B.Melis                     2 paarden

L.Wisse                         3 paarden

 

Te Zaam                       30 paarden

 

22 Junij 1808.

 

Aan den Heer Kwartier Drost te Middelburg

 

De Koning wil dat er Zandweg wordt aangelegd in het Nieuwland beginnende aan het veer tot aan het Veer het Sloe.

Ter attentie het volgende:

Bij gelegenheid van het uitdiepen van het Arnemuidse Vaarwater ten jare 1793 is er een Zandweg van de Zaagmolen tot de Arne aangelegd gedeeltelijk voor Rekening van het Eiland Walcheren die het leggen der “sponde” bekostigd heeft, terwijl de stad Middelburg het benodigd zand heeft laten aanvoeren zijnde de Keetweg geheel en al aangelegd en voltooijd voor Rekening dezer Stede en beide daarna aan de daarbij belanghebbende is overgelaten van dezelve te onderhouden.

Daar wel is waar zulks tot heden heeft plaats gehad daar van wegen deze Stede en eenige weinige Particulieren jaarlijks eenige toelage is uitgereikt tot onderhoud van dezelve hetgeen evenwel op verre na niet toereikend zoude geweest zijn ware het niet dat bij deze Stede eene aanmerkelijke voorraad van zand was geweest  het geen dezelve bij occasie van het bovengemelde uitdiepen van het Arnem: Canaal heeft bekomen en bij haar jaarlijkse toelage van f. 25 zo als Uwe Edgeb. In de stadsrekening verantwoord heeft gevonden hebben, heeft vergund om voor de zandweg te gebruiken.

Dat die voorraad thans geheel daar toe gebezigd zijnde  en veele Landl: ongenegen om aan dezelve te rijden zal die zandweg binnen weinig tijd onrijdbaar worden en dan zoude de aan te leggen zandweg hoe nuttig weinig aan de passage bevordelijk zijn.

Reeds ruim 2 jaren geleden hebben wij op middelen bedagt geweest om tot onderhoud van gem:weg een beter en voldoender fonds daar te stellen, met een verhooging te bepalen van 1 st. voor ieder wagen of rijtuig welke over de stadsoversetponte zoude passeren, doch dit middel zo veel tegenstand vooral van de Landlieden van het Nieuw- en St.Joosland ontmoetende hebben wij ten beste van het veer al spoedig genooddrongen gezien om die bepaling weder in te trekken  en buiten effect te stellen.

Dan vermits tot onderhoud van de gem: aan te leggen Zandweg een zekere last op de passerende Rijtuigen waarschijnlijk zal gelegd worden en het van de uiterste noodzakelijkheid zij dat aan de andere Zandweg tot behoud van een goede altijd rijdbare weg mede jaarlijks reparatien en verbetering zal plaats hebben, zo dagt het ons goed om bij UEd goed zou dunken bij het maken van bepaling order of reglement van passage Boom of andere ongelden op de rijtuigen en wagens de weg passerende te leggen dat met een gering surplus  van de gemelde Zandweg over de vermeerderde of wel uit die te provenieerende gelden zodanige toelage werde vergund dat aan ons of aan den commissaris van die Zandweg werde uitgereikt tot maintien.

28 Junij 1808,                                                                                                                                                                                                                                                                                                                          De declaratie bedraagt van primo januari tot ult. Junij 1808 a fr. 6 daags ingevolge een mondelinge overeenkomst door het voorn. Defensie weezen  van Zeeland met de genoemde veerman aangegeven zijnde 182 dagen of f. 236 : 12-

C.D. Baars   30 julij 1808

 

Landdrost

Het gaat over de aanslag voor de gemeente in de buitengewone belasting van 3 milj. Gulden verdeeld over de gemeente geassisteerd met 3 der voornaamste en gegoedste ingezetenen. Ondanks onze vriendelijke instantien en voorhouden van verpligting om behulpzaam te zijn alle pogingem vrugteloos.

1 zich opgegeven anderen gerefuseerd dan zal hij zich ook onttrekken. Constrinctie/dwang ons niet geoorloofd daar zijn wij vanaf. De aanslag bedraagt bijna 2/3 meerder dan onze jaarlijkse stedelijke stedelijke belasting. Hoe die in te vorderen ?  Hierbij verzuimen wij niet onze vrugteloze pogingen aan u voor te stellen

 

30 julij 1808

 

Jacob Marteijn, Paulus Meulmeester en Adriaan Adriaanse voorgedragen voor de repartitie van het aandeel in de buitengewone belasting

 

5 augustus 1808.

 

Aan de Procureur-Generaal des Konings bij het Dep. Gerechtshof van Zeeland.

 

Beschuldigingen tegen vissers worden met alle naauwkeurigheid onderzocht.

Verslag hiervan:

De schipper van de Visschuit no 8 ontkend volstrekt eenige Engelschen op dien dag ja zelve in geen drie weken tijds dezelve aan boord te hebben gehad, terwijl die van no 13 en no 17 erkennen niet op den 27e, , maar op den 28e Julij l.l.een sloep van een vijandelijke brik bij hun heeft geweest en aan hun niets gezegd of van hun niets gevraagd te hebben dan een bunne/ zoo scharren, zonder daarvoor iets te betalen. Niet weinig verwonderd over de aanklacht. Daar zij niet alleen maar al de vissers zodanige onaangenaameheden van de vijand ondervinden en in een nadelige verpligting waren geweest iedere keer vis te geven op een onbetamelijke wijze en ook vistuig hadden geroofd. Te ver van de wal. Nabij de wal is geen vis te vinden. Dat is niet alleen nu het geval, maar ten allen tijde. Geen sprake van communicatie met de vijand. Kunnen niet voorkomen dat die toch aan boord komen. Kunnen niet vlugten wegens “de logge vaart “van hun schuit, ook wind en getijde verhindert dat. Altijd schepen aanwezig van de vijand; dan kun je niet meer op zee komen . Aangezien de vijand hen altijd benadeeld worden ze niet als vrienden beschouwd. En verliezen de liefde tot het Vaderlant niet uit het oog.

Ze zijn de vijand op geen enkele wijze van dienstdoor berichten uit te wisselen ( zelf geen kennis ). Het gaat hun om hun bestaan, beroep; het smart hun niet weinig om op zo’n gevaarlijke wijze hun beroep te moeten uitoefenen. Als ze op een andere wijze hun gezin zouden kunnen onderhouden dan zouden zij dat doen.Last van een verbolgen zee; een roofzuchtige vijand en bij hun terugkomst bedroevende beschuldigingen.

Laat de landdrost verzekerd zijn van de verkleefdheid aan hun vaderland en van een gevestigde afkeer van de vijand.

8 augustus 1808

 

Jacob Marteijn en Paulus de Meulmeester assisteren bij de repartitie. De 3e persoon niet.

Weinig burgers daartoe in staat en genegen. O.a vissers niet; alleen des Zaterdags.

 

13 augustus 1808.

 

Aan de Minister van Oorlog

Declaratie f. 206 : 12 met gereq> certificatie: die van f. 117 hebben wij teruggehouden daar de pretensie in de boveng. is geinsereerd.

19 augustus 1808.

 

Aan Comm. Uit de Secretarissen ten platten Lande van Walcheren  Nieuw-en St,Joosland.

Er wordt geen aantrekkelijke ziekte gevonden die voor een aanstekende ziekte van gevolge konde zijn.

In het geval dat : er is een chirurgijn ter plaatse, aan wens bekwaamheid wij geen twijfel hebben indien hij zig daar toe zelve in staat stelt, terwijl, hoe zeer nabij Middelburg gelegen, waar zeer kundige mannen gevonden worden het evenwel dikwijls moeilijk is, dezelve te bekomen wordende in zodanige gevallen naar den staat van het Armwezen de Armen alle mogelijke menslievendheid bewezen.

24 augustus 1808

 

Staat van de Baten en Lasten van de Armen

 

Ontvang

Gecollecteert                                  pond  81-7-8

Extra coll.                                      Pond  25-6-8

Ondertrouw en

Besterffenisse                                               8-1

Van de doodpelle                         pond   13-3-9

Diff.natuur                                               74-12-3 ½

Pond 194- 19-3 ½

 

Uitgaaf

Weeklijks bedeeld                     pond    48-18-11

Per jaar bedeeld                                      42- 6

Rek.geleverde goederen                         75-12-2

Tract +lasten                                           14-11-6

Diff,natuur                                                    11-3

Pond   183-19-5

Batig saldo                              pond 10-19-4 ½

 

Kwartier Drost

 

Windmolen/graanmolen en 8 zoutkeeten waarvan drie binnenkort staan afgebroken te worden en eijndelijk een Watergang naar Middelburg en Veere zich uitstrekkende

 

Aan de Boekhouder van de Zoutnering

Opgave en invulling van tabellen.

 

25 september 180

 

Ook toezending aan de Minister van Binnenlandse Zaken: Ordonnanties en reglementen. Ook opgave van de zoutmaten

 

Aan de Landdrost

 

Vermelding: copie van de bijgevoegde tabellen en vraagpunten aan de eigenaar van de Koornmolen als aan de Eijgenaren van de Zoutkeeten

 

8 oktober 1808

 

Antwoord van de Heeren Zoutzieders

De ondergetekende Zoutzieder wonende binnen de stad Middelburg. Van de resp. zoutziederij onder Arnemuiden: zie op de Stadsgriffie.

 

Van de Koornmole

Vorige staat: welvarende wegens de geringe Impost op het gemaal en de welvaart der Ingezetenen

Tegenwoordige staat: In een mindere welvarende staat door den zwaren Impost op het gemaal en den sluikhandel van Vlissingen

Middelen tot

Herstel van de Armoede: Vermindering van den Impost en het beletten dat van de stad Vlissingen minder gebroken graan, ook brood word ingevoerd.

 

20 oktober 1808: Betreft de repartitie van de buitengewone belasting. Afschriften van het geformeerde Register en van de opgave van Commissarissen wegens de gronden en berekeningen waarnaar zij zich hebben geregeld met betrekking tot de repartitie van de aanslag dezer gemeente.

Aan de Landdrost   20 october 1808

 

Weer aan de Landdrost

Betreft een tarief van maalloon van de Koornmolenaar: 1 november 1808 invoeren bezwaarlijk: nog niet een behoorlijk geijkte nieuwe korenmaat ontvangen. Weer een verzoek nadat andere steden die hadden ontvangen.

De IJkmeester heeft gezegd; in Middelburg een nieuwe korenmaat aankopen voor eigen rekening.

Doch aldaar nog niet hebben kunnen bekomen. Daarvan kennisgeving. Verzocht: het gemelde tarief te mogen uitstellen.

29 oktober 1808.

 

Aan de Landdrost

Leden van het Gemeentebestuur, noch als lid van de Rechtbank enig tractement uijt de Sted. Kas uijtgezondert onze secretaris een jaargeld van 50 gulden.

Wel presentie-of comparitiegeld: een som van f. 361-13-8 voor vergaderingen om de 14 dagen

Voor het loopende jaar voor het hele bestuur niet meer dan f.320 a 330 zonder dat wij iets uit ’s lands kas genieten uijtgezondert den Bailiu als ontfanger van den tol den schepen I:L: Coraaij als Commis Collectuur en ter Recherche en den Secretaris als gaarder van de onbeschreve Middelen waarvan bizondere opgaaven zijn gedaan; dat de namen der leden zijn : Christiaan Crucq; Jan Bosselaar; I.C. Coraaij; A van Eenennaam; Arij van Eegem; C: Kramer; I de Moree; I: Siemonse;C.D. Baars.

De eerstgenoemde Balliu en tevens President; de verdre Schepenen en leden van het gemeentebestuur en den laatstgemelden secretaris bij de beide Collegien.

Dat de bedienden zijn:

Jan Harthoorn tractement                        f. 66

Gerrit Brunke gerechtsdienaar                f. 150

Kloksteller –en Luijer

Hr. Hoogerheijde schoolonderwijzer       f. 50

Marijken Zoeters geb, Vermeulen

Stadsvroedvrouw + een quart last turf      f. 104

 

29 oktober 1808

 

Aan de Landdrost

Een Lijst waarop alle die ter dezer plaatse in de 36e Classe de hoogste bij ons gebezigd zijn aangeslagen in de buijtengewone belasting van 3 miljoen zo meede het getal dergenen die in de laatsten Classe zijn gesteld.

 

29 oktober

 

Aan Landdrost

Er zijn geen schuiten/schepen bekwaam om eenige goederen te laden. De 17 visschuiten van deze plaats ter visvangst varende alle met een nat Bunt ? zijn versien,

 

12 november 1808

Rekening en Verantwoording der Commissarissen gequalificeerd geweest tot de repartitie van den aanslag in den buitengewone belasting van 30 maart 1808:

 

Ontvang

Ontvangen de 5% van den aanslag dezer gemeente zijnde f. 600                   f. 30

Alsmede de verhooging der goedmaking der Perceptiekosten                        f. 17- 6

f.47-6

Uitgaaf

Commissarissen betalen aan hun zelve drie stuivers van ieder quotisatie Billiet         f. 38- 14

Idem voor transportkosten van de overgebragte som van f.600                                    f.   4

Alsmede van 2 contribuanten welke

Na het sluiten van het Register buiten

Staat zijn gebragt hun aanslag te voldoen

En thans van den Armen gealimenteerd worden

In de 40e/41e Classe aangeslagen met …                                                                     F  1- 11-8

F 44-5-8

 

Dus bij Commissarissen nog in Kas                                                                            f     3- 8

5 december 1808

 

Aan de Commissie uit de secretarissen ten platten Lande van Walcheren en Nieuw-en St.Joosland

Over het bezit der kerkgebouwen: 1 kerkgebouw.

Kerkgebouw tot 1799 aan deze Stede in Eigendom heeft toebehoord.

Inzameling en gebruik der mestspecien:

Een ieder verpligt zijn vuilnis op de gestelde plaatsen te brengen en niemand dezelve mag uitvoeren dan tot eigen gebruik. De meststoffen worden verpacht aan een Landman voor 7 jaren. Verpligt in de zomermaanden behoorlijk op te zamelen en weg te voeren.

7 december 1808

 

Er zijn geen gestigten van Liefdadigheid en aan niemand eenig onderstand dan uit de Armenkas welke vooralsnog nog geen subsidie uit deplaatselijk Kas heeft genoten, maar zeer waarschijnlijk wordt dat bij een strenge winter wel verleend.

De nannelijk kinderen uit gezegde Kas onderhouden wordende bij een Missive in dato 16 april aan de Heer Kwartier-Drost opgegeven.

7 december 1808

 

Aan de Minister van Oorlog

Ten behoeve van G. Meerman, veerman, bewijzen van overtochten op rekening, zoals gevraagd.

10 december 1808

 

Copie van de verklaring onder de Rekening van G. Meerman:

De ondergetekende gewezen Amanuensis van de Commissie van Defensie in Zeeland, certificeerd dat door dezelve met de declarant G.Meerman een accoord is aangegaan wegens het overzetten van Militaire naar advenente van  f 1-6  daags, zoals zulks is……

Abr.Luteijn.

 

Aan Kopie van een Ordonnantie voor het St.Jans-Gilde

Ook heeft bestaan een ordonnantie op de zoutmeters, Turftonners en Arbeiders aan voorzeide Neering.

De Zoutneering staat bijna geheel stil en de Eigenaars der zoutkeeten, die wij verzogt hebben om van een en andere Veranderingen in de bepaling van dat Gilde gemaakt zijnde opgave of wel een concept ordonnantie te mogen erlangen, daar de ordonnantie van den jare 1733 genoegzaam in geenen deele weinig gevolgd, weinig begeerte aan den dag hebben gelegd om het gilde in stand te houden. Aan het verzoek tot heden niet voldaan: Bloei niet te verwachten, zelfs als er vrede komt, wegens de toestand van het vaarwater

24 december 1808

 

Aan de Heer Schaaf leverancier van Brandt en Ligtstof aan de Holl. Troupen te Middelburg

 

Mijnheer !

Daar het Detachement Holl: Troupes alhier gecantonneerd, zedert ettelijk dagen gebrek hebben aan Brandstof, zo heeft het Gemeente Bestuur dezer stede op hunne requisitie conform de Orders van den Lande dezelve daar van zo mede van Kaarsen voorsien; en ik ben van wegen het Stedelijk Bestuur gelast UEd als aannemer daar van Instantelijk te verzoeken om voorschreven Detachement van de vereischt wordende Brand en Ligtstof ten spoedigsten te doen verzorgen, daar men anders niet alleen dezelve van die behoeften zal voorzien, maar zelve verpligt zijn om deswegen klagten in te leveren, daar waar zulks vereischt word.

Ik kwijt mij van die last en in vertrouwen UEd: aan dit verzoek wel zult willen voldoen etc.

C.D. Baars     8 januarij 1809.

 

Aan den Heer Kwartier-Drost te Middelburg

 

De Ansjovis visserij alhier niet word geëxerceerd en dat wij met betrekking tot de oester en Mosselvangst geen andere consideratien kunnen opgeven als die wij reeds bij een comparitie met eenige visschers in het voorgaande jaar ten huize van UwEd: geboren hebben medegedeeld  nog ook andere bepalingen deswegen ween te maken als bij de Publ: van het voormalig Dep: Bestuur van zeeland in dato 18 Nov: zijn voorgeschreven

 

6 januarij 1809

Een gedeelte van voorgaande brief is onderstreept en aldus veranderd:

 

UwEd: geboren in consideratie geven het voortdurend verbod van Zaadmosselen en Zaadoesters te vangen of op te visschen bij het Placcaat van het voormalig Bestuur van Zeeland in dato 20 April 1789 verboden, de groote van de te vangene Oester te bepalen, waar van wij het model van wegen het Dep: Bestuur ons gezonden, aan UwEd: geboren hebben ter hand gesteld, -de tijdsbepaling te behouden zoals die is voorgeschreven bij Publicatie van het Departementaal bestuur in dato 18 Nov: 1805 en eijndelijk de behoudenis van de Oester en Mosselbanken ten behoeve de Ingezetene van Zeeland.

 

Aan de Landdrost van Zeeland

 

Met betrekking tot de genoten Emolumenten, afgelopen in onze qualiteit genoten de volgende informatie:  het lid Jan Bosselaar is in het laatst van het voorgaande Jaar overleden en gedurende dat Jaar door Ziekte en Zwakheid onze vergaderingen niet heeft kunnen bijwonen; daardoor geen leges heeft genoten en mitsdien ook voor hem geen Declaratoir hier bij is gevoegd.

21januarij 1809.

 

Aan de Commissie uit de secretarissen  ten platten Lande van Walcheren en Nieuw-en St. Joosland

 

De zeven Lijsten van opgave van schade aan landen en Vrugten veroorzaakt door de Watervloed van den 12/15 januarij 1809 bij UwEd: Missive van den 12e dezer ons gezonden ten einde die te examineren en te tauxeren,waarvan een aan UwEd: hebben teruggezonden, als die niet onze Iurisdictie behoorende. Verder hebben wij zo nauwkeurig als mogelijk is geweest geëxamineerd en getauxeerd zo als wij in gemoede hebben gemeend te behooren, doende wij U toekomen  de 6 overige Lijsten met de State van onze gedane Tauxatie etc.

21 januarij 1809

 

Den Balliu te Middelburg

Aan den Heer Landdrost in Zeeland

De Persoon van B. L. de Ridder, schipper op een visschuit, thans geduurende het wintersaisoen zich met het vangen van pekelharing en Schardeijn geneerende, met een Vistuig onder den naam van Kuilen bekend, heeft aan mij te kennen gegeven:

Dat hij benevens zijn broeders Adriaaan en Daniel Lieven ? de Ridder  in de winter van 1807/1808 mede gedagte visscherij uitoeffende de daar toe benodigde viskuilen hebben uitgezet aan de zeekant bij de stad Vlissingen dat zo als meermalen  plaats heeft, nu en dan de Tonnetjes welke aan dit vistuig gehecht zijn om dezelven bij het gaan onderkennen, daar van bij zware wind of storm afslaan, en dikwijls aan het strand bij de Nolle zijn komen aandrijven,wanneer de Commis daar geplaatst de vriendelijkheid heeft om die op te visschen en hun ter hand te stellen.

Dat in voorseide winter gedagte Commis hun die vriendelijkheid bewijzende,hem eens zouden de juiste tijd komen bepalen en zodanig tonnetje heeft ter hand gesteld, waar aan hij geen kennis had, doch die de Commis hun gaf, als daar mede zijnde komen aandrijven, en hij met het zelve niets konde uitvoeren, terwijl het hun dienstbaar zijn kon.

Dat dit Tonnetje de groote had van een kleen half ankertje zeer wel toegepikt ?, en hij dus daar van gebruik makende het zelve de gantsche winter  aan voorzeide kuilen , en den vorigen Zomer  aan het Molenaars Nat heeft gebezigd. Zo mede weder in deze winter aan de meergen: Viskuilen.

Dat eindelijk in de voorgaande week een duig van dat Tonnetje is losgesprongen, wanneer zij resolveerden om het zelve in stukken te slaan en te verbranden bij welke occasie  zijn een Partij Brieven, omwonden met  zogenaamde Werk , waarmede de schuiten gecalfaat worden ontdekte geaddresseerd aan onderscheiden Lieden zo te Middelburg Vlissingen, Amsterdam en elders

Dat zij de Brieven wat gedroogd hebbende dezelve mij hebben terhand gesteld..

Ik heb gemeend voorzeide brieven in annexe Pakje met een omstandig Verhaal aan UwEd: gestreng: dadelijk te moeten doen toekomen, ten einde daar mede te handelen zo als U het best zult oordelen.

30 Januarij 1809..

 

Aan de Burgemeester der stad Middelburg

 

Daar de veelvuldig gevallen sneeuw in de winter en de nog aanhoudende regen het water  in de slooten zo aanmerkelijk heeft verhoogd, dat daardoor op den voetpad van den Stede naar de Stad Middelburg reeds drie bruggetjes of voetplanken onder water zijn gezet, waardoor de passage zo voor onse in-enopgezetenen als reisiger en andere passanten, zeer belemmerd moeijlijk en onaangenaam is gemaakt, zo vinden wij ons verpligt behoeve dezelve bij en aan UwEd: geb: vriendelijk te solliciteeren dat het UwEd: geboren mogt believen de vereischte  orders te geven dat  voorste Bruggetjes eenigsints werden verhoogt,waar mede UwEd: geboren aan ons een bijzondere dienst zoude doen,hetgeen wij bereid zijn bij voorkomende gelegenheid te erkennen.

6 februarij 1809.

 

Aan de Landdrost in Zeeland

Wij hebben de eer U te informeren dat wij van het Armbestuur dezer Gemeente kennis hebben bekomen dat het Gecollecteerde op den gehouden Dank en Bededag bedraagd eenen Somma van f.14 : 2 en zulks ter voldoening  aan UwEd: Gestrenge Dispositie.

 

23 februarij 1809.

 

Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken

 

 

Ter voldoening van een aanschrijving van de landdrost hebben wij de eer U te informeeren conform gem: dispositie behoeve de noodlijdende wegens de plaatshebbende overstroomingen ee Inschrijvings Register hebben geopend waarin niet ingetekend is geworden, doch dat zo in de gesloten kist als bij de Algemeene Collecte op heden aan de Huisen der Ingezetene door ons gedaan hebben ingezameld eenen Somma van drie en twintig Gulden veertien st en 12 penningen.

 

25 februarij 1809.

 

Aan de Landdrost van Zeeland.

 

Het afgesproken accoord dat voor het overzetten van militairen de veerman f. 1:6 zou ontvangen is door de Minister van Oorlog vernietigd.

Zo hebben wij de rekening voor die Veerman opgemaakt: de eer hierbij aan UEdGestr: te laten toekomen; het gering beloop der daar op vermelde gepasseerde Militairen is geensints aan de mindere passage derzelve toe te kennen, maar veel eer daar aan  dat veele of niet kunnen schrijven of refuseren een bon te tekenen terwijl evenwel de passage zo wel des nagts als bij dag continueel is en den veerman altijd bereid is die te transporteren, voor welke diensten geduurende dezen oorlog het daggeld voor den veerman nog meerder heeft  beloopen, dat het hier vorengem: laatst aangegaan accoord dat uit de notulen van gedagte Commissie van Defensie nog zoude kunnen consteeren.

En daar het volstrekt ondoenlijk is van alle de passerende Militairen Bons te bekomen en den Veerman niet vermag te refuseeren, die over te brengen, zo neemen wij de vrijheid behoeve denzelven ons bij deze occasie  aan UwEd: Gestrenge te addresseren en eerbiedig te verzoeken dat het U mogt behagen Uw diensten bij Zijne Excellentie den Minister van Oorlog aan te wenden ten einde meergem: Veerman voorengenoemd daggeld voor tranport van Militairen weer mogt erlangen of wel zodanige andere beloning mogt worden toegekend als men en tot Schadeloosstelling en ter belooning voor zijne diensten mogt goedvinden./.

Wij voegen hier nog een Rekening bij van geleverde wagens ten dienste van de Militairen.

Hierbij wordt de rekening gevoegd.

 

26 februarij 1809.

 

Aan den Minister van Oorlog

 

De rekening van de Veerman ad f. 119:12 wordt niet ontvankelijk verklaard, omdat die te laat is ingediend.

Gedagte Veerman heeft ons verzogt om ten zijnen behoeve bij Uwe Excellentie ons addres te maken en daar onzen secretaris getuigd die Declaratie in Oct: 1807 te hebben opgemaakt en die volgens gewoonte ter opzending aan d’Heer  A. Luteijn gewesen amanuensis van de Commissie van Defensie in Zeeland te hebben overgemaakt etc.

De Veerman lijdt veel schade , omdat hij zijn daggeld niet ontvangt en van de passerende militairen geen Bons ontvangt..

11 maart 1809.

 

 

Aan de Landdrost

 

De schippers der Visschuiten van deze stede ter Visvangst varende ten getale van 17 hebben ons klagelijk te kennen gegeven dat zij ten voorleden Jare  door Cornelis Kroonenburg Havenmeester te Veere eerst zijn afgevorderd een somma van f.4 voor Lantaarn Geld voor de Lantaarns op Oostbeveland, Gorishoek, Bath en Wulpenburg en daarna nog  f.3 voor Vuur-en Bakengeld volgens de aan ons vertoonde quitantie gevorderd wordende  van schepen zo de Haven der Stad Veere als het Veergat in- of uitvarende.

Dat hoezeer zij van gemelde Lantaarn ( except die van Wulpenburg) geen de minste dienst genieten, als daar nimmer visschende  of varende, terwijl volgens hun zeggen de Visschers  van de stad Veere die belasting niet gevorderd wordt en zij ook nimmer te voren dit hebben moeten betalen evenmin als voor het Vuur en Bakengeld  alhier hebben betaald. 12 st aan den daartoe gestelden ontvanger A.L. de Ridder . Zij ter voorkoming van alle onaangenaamheden  gemelde belasting hebben betaald, ten blijke waarvan zij de quitantien van het betaalde aan ons hebben vertoond, verzoekende dat wij uit  aanmerking van de veelvuldige tegenheden en belemmeringen in hun beroep, hunne belanen mogten behartigen en deswegens ten hunne behoeve mogten addreseeren, daarwaar wij zulks dienstig zouden oordelen.

Overtuigd van de veele Ramp-en tegenspoeden die hun bejegenen en de verhinderinge die zij in het exerceren van hun beroep ontmoeten, wegens de strikste bepalingen en Instructien, waar aan zij zijn onderworpen geweest, geduurende den Oorlog welke helaas nog voortduurt, zo vinden wij ons verpligt  hunne bezwaaren ter kennis van UwEd:Gestreng: te brengen en ter hunne behoeve U eerbiedig te soliciteeren hun van de betaling  der gemelde te libreren  en genoemde Havenmeester  te Interdiceren  om voortaan voorzeide Lantaarn-Vuur en Bakengeld van hun in te vorderen.

Den 11e van Lentemaand.

 

Aan zijn Exc. De Minister van Oorlog van Zijne Majesteit den Koning van Holland.

 

De secretaris stuurt aan deze nevensgaande Rekeningen wegens Wagenvragten en Veergelden.

O.A wegens het overbrengen van een zieke militair naarVeere.f.2-12

Den 20e van de Lentemaand.

 

 

Aan de Landdrost van Zeeland wordt bekend gemaakt dat te dezer plaatse  geen ’s Rijks goederen van Oorlog hoegenaamd gevonden worden.

 

25 Lentemaand 1809.

Aan de Landdrost van Zeeland

 

Na nauwkeurige telling is gebleken dat  het getal der ingezetenen is 838 als 822 Gereformeerd 5 Luterschen en 14 Roomschgezinden.

 

27 Lentemaand 1809.

 

Den Bailliu te Arnemuiden

Aan den Heer Landdrost

Van Zeeland.

 

Mijn Heer de Landdrost !

 

Ter voldoening van uw verzoek informeren wij U als volgt:

Dat op Maandag l.l. is ontvangen bij het Gemeentebestuur een Missive van de Heer Generaal Osten, uit naam van de Divisie-Generaal Monnet het Visschers verboden wordt tot nader order,dewijl  zij zich veroorloofden met den Vijand te communiceren,kort daarna op dien dag is een tweede Missive van Osten bij het Bestuur ingekomen, waarbij alleen de Visschers No 6.8en 14 het uitlopen werd geinterdiceerd, dewijl die Vrijdag te voren communicatie met den vijand hadden gehouden, terwijl de overige hun beroep mogten exerceeren, mits Veere passeerende een Militair of Matroos mede nemende, opdat die hun in die Communicatie hinderlijk zoude zijn.

Alle de Visschuiten waaren op die tijd reeds uitgeloopen, waardoor men in de onmogelijkheid was, aan die order te voldoen, of ook wel de zaak zelve naauwkeurig te onderzoeken, dan zodra zij alhier zijn geretourneerd heb op die beschuldigde Visschers als zijnde juist die welke alhier thuis behooren ontboden, en in tegenwoordigheid van twee Schepenen en Secretaris dezer Stede ondervraagd, welke hebben verklaard, dat op Vrijdag eenige Schepen voor de wal zijn geweest, waar onder er zijn die dagelijks door hun aldaar worden gezien, dat een sloep van een koopvaardijschip bij de schuiten No 6 en 8 zijn aan boord gekomen en aan hun om een zoo Visch hebben gevraagd, die zij hun niet hebben durven weigeren en na eenige Visch bekomen te hebben,weder zijn vertrokken zonder de schuit nr. 14 aan te doen; dat zij des avonds naar binnen komende eerst door den Commandant van het Holl: Wagtschip voor Veere gestationeerd zijn gevisenteerd geworden die hun vrij en ongehinderd  heeft laten passeren, dat daar na den Franschen Commandant Marchand aan boord hebben bekomen die al dadelijk zijn beklag ontboezemde dat hij nu geen Vis van hun meer bekwam, en dat het alles voor den Hollander was, dat zij daar op dien Heer mede een zoo Visch hebben aangeboden, doch door hem is gerefuseerd geworden.

Vervolgens hun beschuldigde dat zij met den Vijand correspondeerden, waar op zij het hier voren gebeurde te kennen gaven, hebbende genoemde Fransche Commandant onder bedreiging van hier van rapport te zullen doen hun schuit verlaten en zij daarop hun reis naar deze Stede  hebben vervorderd.

Ik heb mij verzeld met een Schepen en den Secretaris daar op Vrijdag nademiddag na de Heer Divisie Generaal Monnet begeven, en een en ander van het vorenstaande medegedeeld, zijn Ed; tevens onder het oog brengende de onmogelijkheid voor de Visschers, om een man mede te nemen, daar dit zo goed was, als hun als goeden prijs in handen van den vijand over te leveren.Dat zij de Engelschen niet konden ontgaan, daar zij dagelijks voor de Wal kruissen, en het ongelukkig was zij trouw van het gebeurde kennis gevende, daar voor mogten worden gestraft; dat zij geen andere passen krijgen dan voor 2 maal 24 Uuren, en telkens bij het uitvaaren binnen komen worden gevisenteerd en alzo onder strikte bepalingen en veelvuldige naspeuringen onderhevig waren, dan de Visschers in Holland, die passen werden gegeven voor 8-14 dagen, ja soms voor drie weken, en dat ook door hun geen wezentlijk nadeel aan den Lande werd gedaan ook daar toe onbekwaam waren, daar zij diep ?/dies ? onkundig , geensints de situatie des Lands kende, terwijl zij veel armoede in den vorige winter hadden geleden, en overzulks versogt  hun in derzelver beroep niet beletten nog hinderlijk mogt zijn.-

Waar op gem: Heer Generaal te kennen gaf, dat zijn Ed: hun niet hinderlijk wilde zijn, en ook het uitlopen niet  belette  doch dat Zijn Ed: hiervan  kennis hadde gedaan.

Ik had mij dadelijk na UE:Gestrenge begeven ware het niet dat het reeds laat inden avond was geweest en wij van  Vlissingen ? retourneerden, en als toen de vrijheid niet meer hadden UwEd: gestrenge deswgens lastig te vallen doch Uw Ed:Gestr.  dispositie  gisteren ontvangende heb ik geen oogenblik willen verzuimen Uw Ed: Gestreng: een omslagtig rapport van het voorgevallene te doen.

En zoo het mij voorkomt daar bij hun niets  onbehoorlijks is ontdekt, en zij den vijand niet kunnen weeren, ook al hadden zij een man aan boord, dat hun gewis verderf ten gevolge zoude hebben, vinden ik geen termen om tegen hun proces ??? te entameeren maar veel eer daar mag ik eens vrijmoedig mijn gedagten Uw:Ed: Gestrenge mededeelen, de Jalouzij van den Franschen Comm: de grootste oorzaak van al de moeytens en onaangenaamheden heeft veroorzaakt want de Holl: Comm: heeft de visschers verboden om voor de Fransche Comm: bij te draaijen, en dit een en ander baart veel moeijten, verdeeltheden  en hindernissen , zodat de visschers soms verlegen zijn hoe te handelen of te doen, om buiten gevaar en schade te blijven UwEd.Gestrenge eerbiedig te solliciteren voorschreven visschuiten No 6 en 8 want no 14  heeft de genoemde sloep in ’t geheel aan boord niet gehad vrijheid te verleenen om hun beroep te mogen exerceeren  onder ernstige recommandatie van alle gemeenschap  met den vijand na te laten .

Den Balliu voorn;

Get: C.Crucq.

16 van Grasmaand 1809.

 

Aan de Dep. Commissie van Geneeskundig Onderzoek en  Toeversigt te Middelburg.

 

Mijne Heeren

 

Hierbij informeren wij U dat Maria Vermeulen, huisvrouw van Jacob Soeter die als Vroedvrouw een diplome van Ul: heeft bekomen in dato 23 Oct: 1806 en nog nader door Ul blijkens Extract uit Ul: Handelingen  van den 13e Oct: 1808 als zodanig is geadmitteerd geworden geen andere Vrouwelijke Personen alhier de verloskunde exerceeren.

 

C.D.Baars

Den 22 van Grasmaand 1809.

 

Aan de Commissie uit de Secretarissen van Walcheren en Nieuw-en St.Jossland

 

Het betreft enige gequireerde opgaven

1e De voormalige schutterij is niet voorzien geweest van Diploma’s van eenig Vorst of Regeering van dit Gewest.

2e De Inwoonders dezer Stede genoegzaam alle Visschers zijnde, wij ook geen geschikte Personen kunnen voordragen  om mede te werken aan de Executie van de Intentie des Konings nopens de tentoonstelling der Voortbrengselen van den Volksvlijt

3e Dat wij voor het Onderhoud en Verbetering der Wegen, geene veranderingen in de breedte der Vellingen van de Wielen of het spoor  binnen dit Eiland vermeenen te moeten voordragen.

Eindelijk voegen wij hier bij de Declaratie der kosten van de alhier opgerigt geweest zijnde Eereboog ter Receptie van den Koning.

27 Meij 1809.

 

Aan de Land Drost van Zeeland..

 

Met betrekking tot het Oppertoeverzigt van alle gestichten van Milddadigheid, Wees en Armhuizen.

Deze zodanige gestichten worden alhier niet gevonden.

27e van de Bloeimaand 1809.

 

Aan den Heer Landdrost van Zeeland.

 

De Dispositie van UEd:Gestrenge: naar aanleiding daarvan: een verklaring van goed gedrag door het bestuur verleend in 1803 aan Maria Anna Piedonna ? wed. van le Mahieu en een addres van G Meerman   Veerman van de Ponte alhier, een en ander berigt van ons vordert.

De genoemde wed. van le Mahieu, thans alhier woonachtig is moeder van een kind,welke reeds tot jaren van onderscheid is gekomen, doch door gebrek aan verstandelijke Vermogen voor het  grootste gedeelte tot haare last is, dat evenwel hare  overige kinderen zo zij daar toe genegen waren het meerderdeel haar mee eenige onderstand zoude kunnen verleenen, en geen gering aantal  dezer Gemeente waarlijk in eene behoeftiger en armoediger toestand verkeeren, dan wel voorzeide wed. dat evenwel dezelve zoon zo ver bekend is, geen middelen van bestaan bezit en hare ver gevorderde Jaren den arbeid weldra geheel ondoenelijk zal maken, en het mitsdien in dien toestand zeer te gemoed zoude komen. Ingeval het UwEd:Gestrenge mogt behage het verleenen van een gering onderstand aan Zijne Majesteit den Koning voor te dragen.

En aangaande het adres van G. Meerman: de passage van ordonnances naar en van het Sloe en Goes zowel ’s nagts als bij dag voortduurt, zo mede dat het van tijd tot tijd overgaande Militairen van en naar de Hospitalen en hun Regimenten en niet min, den opzoek en opbrengst  van Deserteurs veelvuldig is, terwijl hij volstrekt  geen betaling en evenmin Bons van dezelve kan erlangen, waarom ook de geweezen Commissie van Defensie van Zeeland, zo hem als de vorige veerman een daggeld eerst van 30 st.  en daarna van 26 st heeft toegelegd.

Verzoek om een daggeld van 20 stuiver etc.

Den 3 Zomermaand 1809.

 

Aan de Heer Landdrost.

 

Wanneer ten Jare 1792 het Arnemuidsche Vaarwater ten koste der Stad Middelburg is uitgediept , is de weg van de Zaagmolens tot aan de Brug over de oude Arne, die  vooral in de Winter onrijdbaar was bezand zijnde de sponde door het Eiland Walcheren en het Voeren van Zand in dezelve ten koste der stad Middelburg verrigt, terwijl de zogenaamde Keetweg ten koste dezer stede  is gezand geworden, waarvoor door deze Stede aan de aannemers den uitdieping voor het ophalen en invoeren van het Zand eene Somma van pond 88: 6: 8 is betaald, waarop door het bestuur en eenige Particulieren  een Contract voor 5 jaren is aangegaan om de weg van Arnemuiden tot aan de Zaagmolens behoorlijk te onderhouden, zijnde door sommigen daarvoor jaarlijks eenige penningen gefurneerd, terwijl anderen zig verbonden om een of meerder dagen aan de weg te rijden. Dit contract is daarna nog tweemaal vernieuwd geworden.

Dit heeft geduurende dien tijd kunnen plaatsvinden, daar eene niet geringe quantiteit zand uit het Canaal gekomen aan het Molendijkje dezer stede voorhanden was.; dan dit Zand is verbruikt; het genoemde Contract met primo dezer geendigd en een en ander der Deelnemers daar in zich ontrokken word het Bestuur buiten staat gesteld om die weg in een goed rijdbare staat te houden zo als zij meend tot dus ver te hebben gedaan en al ware het ook dat alle de Deelnemers continueerde, is het fonds door is het fonds door gebrek aan voorraad van zand onvoldoende om die weg in een goede staat te conserveren.

Wij neemen dus de Vrijheid daar meergenoemde weg een onmisbare passage is, voor de Post en mitsdien als een Post nog moet geconsidereerd worden, om ten dien reguarde ons aan UEd:Gestrenge te addresseeren met het eerbiedig verzoek dat U het daar heen geliefde te dirigeren dat dezelve mag, evenals die van het Arnemuidsche Veer tot aan het Sloe voor Rekening van den Lande mogt onderhouden worden. Ons is het onmogelijk dezelve naar vereischte te onderhouden en het de Postillons weinig zoude baten; wanneer de weg van het Sloe tot deze Stede altijd goed bruikbaar ware, en die van Arnemuiden tot aan de Zaagmolens  niet alleene moeijlijk maar zig binnen weinige jaren in een onrijdbare staat bevind en tevens uit consideratie dat der Veerman van deze Stads Ponte in de verpligting gebragt word, om zekere belasting van de Rijtuigen welke de Ponte passeeren voor het onderhoud van de weg naar het Sloe in te vorderen het welk wij vreezen voorzeide Pontveer niet weinig zal drukken en benadeelen etc.

 

Den 10 Zomermaand 1809

Ga naar boven