Historische Vereniging Arnemuiden

De visleurders en visleursters van Arnemuiden - 5.0 out of 5 based on 11 reviews

Gebruikerswaardering: 5 / 5

Ster actiefSter actiefSter actiefSter actiefSter actief
 

Arneklanken: December 2005

In de zeventiende en de achttiende eeuw komen we al visleurders tegen. Door de aanleg van de spoorlijn, die in 1872 in gebruik werd genomen, ging een groot gebied voor de Arnemuidse visleurders open waar zij dankbaar gebruik van hebben gemaakt.

In de eerste helft van de twintigste eeuw trachtten zij hun waren te slijten in heel Zuidwest Nederland, van Domburg tot Maastricht en van België tot Dordrecht. Al reisden zij dan met trein, bus of boot, toch kan van deze mensen worden gezegd dat zij een “loop”baan hadden met de nadruk op lopen. Ook is er een deel dat zich per transportfiets verplaatste. Na de oorlog kwam ook de bromfiets in zwang.

De leurders zijn feitelijk te verdelen in treinleurders en fietsleurders.

De treinleurders zijn verder nog onder te verdelen in leurders voor het korte of lange traject. De mensen van het korte traject waren gericht op Middelburg of Goes, terwijl enkelen Vlissingen bezochten. De leurders van het lange traject hadden meestal een abonnement en leurden in de steden van Brabant en Limburg.

Het was in die tijd nog mogelijk korven vis mee te nemen, omdat iedere personentrein van een goederenwagon was voorzien. Ook zijn er enkelen die nog een hondenkar hadden, te weten B. Marteijn (Sain Krul), P. de Meulmeester (Piet Lommer). Van laatstgenoemde is de volgende anekdote bekend. Op een prachtige zomerdag kwam hij thuis en vroeg verwonderd aan zijn vrouw of het thuis niet geregend had daar het in Nieuwland stortregende! Als bewijs liet hij zijn kletsnatte paraplu zien, die hij te voren in het “oude gat” had nat gemaakt.

Ook werd er reeds in de jaren dertig met een auto geleurd, meestal een zogeheten  “T-Ford”. Joos Marteijn en Kees de Ridder met Bouw van Belzen, alsmede Johannes van Belzen, Marinus Grootjans en Jan de Ridder (roefel), Marien de Ridder (roefel) samen met Jan Baak, waren de trotse bezitters van een dergelijke wagen. Een voorval wil ik u niet onthouden. Marien Roefel en Jan Baak kregen met de auto in Bergen op Zoom een aanrijding. De auto was zodanig beschadigd dat je er, volgens mijn zegsman, nog mee kon rijden, maar ook niet meer mee kon rijden, een vreemde gedachtengang. Uit het vervolg van zijn relaas bleek dat toch juist te zijn. De beide heren reden met een slakkengangetje naar huis. Halverwege de rit, ter hoogte van Kapelle-Biezelinge, liet de stuurinrichting het afweten en reden ze in de sloot, vlakbij een bordje “Verboden vuilnis in de sloot te storten”. Toen waren ze uitgereden! Garage Louisse heeft de auto voor de prijs van het wrak geborgen. Een lang leven was deze vorm van leuren niet beschoren. De chauffeurs hadden meer verstand van vis dan van autotechniek en de auto verdween weer geruisloos uit het beeld.


Het inkopen van de vis

De vis en garnalen werden dagelijks aangevoerd vanuit Veere naar de vishal op het Stationsplein. Dit gebeurde met paard en wagen en werd verzorgd door vrachtrijder De Buck. Later werd het vervoer verzorgd door Gillis Poppe met een vrachtauto.

Maar ook per spoor werd veel vis aangevoerd vanuit IJmuiden. Het grootste deel ging via Joos Marteijn, die ook pachter was van de in 1928 gebouwde vishal. Hij trad op als mijnmeester en bracht zo de vis aan de man of vrouw.

Zijn assistente was zijn nicht Jaai Krul, een dochter van zijn zuster, de weduwe  Grootjans. Zij was zijn secretaresse en hield de boeken bij. Wanneer echter een portie vis vergeten was op te schrijven, werd Grie van Prien geraadpleegd, een vrouw met een fotografisch geheugen. Die wist dan precies wie die portie gekocht had en zo was de zaak weer opgelost.. Een belangrijk man was Jan Meerman (Jan van Piet van Pauw). Hij was employé  bij van Gend en Loos, die het vrachtvervoer, dus in dit geval het visvervoer, regelde en in goede banen moest leiden.. Het was dan ook op het stationsplein een drukte van belang wanneer de vis en garnalen werden verhandeld. Velen uit het dorp kwamen een kijkje nemen en ook de jeugd was present, want er was altijd wel wat te beleven.. Izak van Belzen, een zoon van Mientje (Kuper), kon je er ook altijd vinden. Hij verrichtte wat hand en spandiensten voor deze en gene. De gang van zaken was toen wel heel anders dan nu. Er werd door een aantal visvrouwen een partij vis gekocht. Vervolgens werd de vis verdeeld in evenveel parten als er vrouwen meededen. Een vrouw moest zich dan omdraaien, terwijl een andere vrouw een portie vis aanwees en aan de eerste vrouw vroeg voor wie de portie vis was. Dit ging zo door tot alle porties een eigenares hadden. Ook garnalen werden veel verhandeld, vooral door de treinleurders voor de diverse hotels. Deze garnalen moesten eerst worden gepeld en de gepelde garnalen werden dan gewassen en geconserveerd om de houdbaarheid te verhogen. Want een koelcel kende men toen nog niet

Dit alles gaf veel werk, ook voor de kinderen, die vaak ook een handje moesten helpen. De hele avond was er mee gemoeid, ja voor de ouderen zelfs een deel van de nacht. De volgende morgen werden dan de garnalen en andere visproducten al aan de consument afgeleverd tot zelfs in Maastricht!

De leurders van de lange baan waren Mientje, Marien en Lieven (kuper), Grie (tas), Theu (kedaje), Klaas de Ridder, Jan (meinard) en zijn vader Joos van Belzen (meinard). Deze laatstgenoemde leurde in Venlo wat een zoon van hem de bijnaam van (venlo) opleverde. Ook is het gebeurd dat Joos van Belzen als verdachte is gearresteerd en een nacht in de cel heeft moeten doorbrengen voor een moord die in de regio was gepleegd. Al gauw bleek dat hij er niets mee te maken had. Dit alles werd uitvoerig in de kranten vermeld.

Jan van Belzen (pater) en Maatje (pater) als ook Daan en zijn zoon Jan van Belzen waren leurders van de lange baan. Deze mensen maakten erg lange dagen en kwamen dikwijls ‘s avonds met de laatste trein pas thuis! 

De fietsleurders

Na in het kort het een en ander over de treinleurders te hebben meegedeeld, richten we ons nu op de zogenaamde fietsleurders. Deze groep was niet zo homogeen als de treinleurders, omdat er nogal wat ééndagsvliegen bij zaten, zeker bij de jongeren. We moeten niet vergeten dat het een tijd van grote werkeloosheid was. Jongens die van school kwamen en geen werk konden vinden, kochten een bagagedrager. Een familielid, die in de visbranche zat, zorgde voor een puntmand vis voor een prikje en met wat goede raad werd de jongeman op pad gestuurd!

Meestal was de route naar Walcheren. Als de vis goedkoop was kon dit betekenen dat  men de vis snel kwijt was. Grote boerengezinnen kochten soms wel meer dan acht kilo vis en dan was men gauw los. Mijn zuster heeft het meegemaakt dat haar broers al thuis waren voor de bel van de lagere school had geluid en dat was om negen uur.

En wanneer zij na een bezoek aan de vishal, om te vernemen of er vis was voor de volgende dag, om vijf uur in de namiddag fluitend thuis kwamen, wist mijn zuster Jaai het al: geen vis.

Het bovenstaande geeft al aan dat het leuren niet bij iedereen in het bloed zat. Het hiernavolgende verhaal illustreert dit misschien nog wel beter. Blaas van Belzen (pent) was samen met zijn maat in Goes gaan leuren. Toen de kameraad van Blaas los was, zocht hij zijn vriend Blaas weer op om samen de reis naar huis te maken. Blaas had echter nog drie kilo vis en vroeg zijn maat even te willen wachten. Die drie kilo zou hij wel even aan dat vrouwtje verkopen die daar enkele huizen verderop de stoep en de gang aan het dweilen was. Op zijn vraag of er vis nodig was, reageerde de vrouw negatief. Op zijn aanbod dat het bijna voor niks was gaf ze zelfs geen antwoord. "Je moet ze nemen" riep hij en wierp de vis in de pas gedweilde gang! Hier werd het kaf van het koren gescheiden, omdat dit soort mensen het leuren niet zagen zitten.

Maar er waren ook doorzetters. Een mooi voorbeeld hiervan is Blaas de Ridder (roefel). Het was waarschijnlijk in de strenge winter van 1929 dat mijn grootvader Marteijn (krul) vroeg op was. Hij zag aan de ijsbloemen op de ramen dat het hard gevroren had. Hij maakte een testvuur en zette dit bij het raam wat een langzaam groeiend klein gaatje opleverde. Toen hij de test verplaatste naar het andere raam, vroor het eerste gaatje weer dicht. Hij heeft zijn zoon Sain geadviseerd maar thuis te blijven, want het was nu toch te bar! Diezelfde ochtend ging Blaas de Ridder op de fiets naar Rilland - Bath en omstreken wat hem bevroren oren heeft gekost. Mijn vader Kees de Ridder (rooie Kees) vertelde me ooit een verhaal van gelijke strekking. Op een winterdag had het veel gesneeuwd juist toen hij met zijn zwager Joos Marteijn (krul) naar Domburg moest gaan leuren. Mijn vader vond dat het geen doen was om nu op pad te gaan. Joos opperde om het toch maar te proberen. Hij was van mening dat je altijd nog kon teruggaan. Na veel geploeter kwamen ze in Middelburg. Nu vond Joos het toch te gortig, maar mijn vader vond dat ze nu maar moesten doorzetten nu ze al zo ver waren. In Sint Laurens hebben zij hun fietsen gestald bij de familie Vogel waarvan de man een zwager van Joos was. Met een paar botermanden zijn ze te voet naar Domburg getogen! Onderweg zijn ze maar één persoon tegengekomen, advocaat Adriaanse, die een rechtzaak in Middelburg moest bijwonen. Enkele dagen later heeft  een Domburgse mevrouw een stukje in de Middelburgse krant laten zetten over twee kranige visboeren uit Arnemuiden, die de sneeuw hadden getrotseerd en hun klanten hadden bediend. Hieraan is te zien hoe we elkaar kunnen stimuleren en tot veel in staat zijn!


De stadsleurders

Nu  willen we onze blik eens richten op de leursters van het korte traject. Nadat zij laat in de middag bij de vishal hun vis hadden gekocht en dat ook van ijs hadden voorzien, te verkrijgen bij Robert de Nooijer, “de bootsman”, gingen zij de volgende morgen met het spoortje, zoals ze de trein toen noemden, naar Middelburg, Vlissingen of Goes. Vanaf het station liepen zij met juk en korven naar hun wijk en naar hun klanten waar ze soms na jaren een vriendenrelatie mee hadden opgebouwd. Wanneer het met de verkoop wat tegenviel, wisten zij vaak nog wel enkele adresjes waar ze voor een zacht prijsje hun onverkochte vis konden slijten. Deze klantjes noemden ze trefzeker “concubines”.

In de oorlog, toen schraalhans keukenmeester was, waren de rollen omgedraaid en kwamen de klanten naar het station. Ook werd er toen veel geruild. Na de oorlog huurden of kochten zij een handkarretje, zodat ze hun handel niet meer hoefden te dragen. Er waren maar enkele leursters die hun klanten in Vlissingen hadden, want daar hadden ze hun eigen leursters, die de vis betrokken bij de vissers van de Vlissingse en Arnemuidse schuitjes. Weer anderen zochten het in Goes, maar vroeg in de middag arriveerden zij allen weer in Arnemuiden.

In het voorjaar werd hun assortiment nog uitgebreid met lamsoren en zeekraal, die ze zelf sneden op de schorren of van anderen kochten. In die periode was ook Lein de Vos-Van Belzen (daene) op het leurderspad met haar lamsoren en zeekraal, die zij samen met haar zus-ter Stien op de schorren van het “Noordsloe” sneden. De verdiensten van de visleursters lagen dikwijls bedui-dend hoger dan die van hun mannen, die meestal hun brood in de visserij ver-dienden. Zo trachtten zij al ploeterende op een eerlijke manier het huisje bij de schuur te houden.

Een probleem in de zomer was de afval, want de vis moest worden schoon gemaakt. Hoe ze zich daar van ontdeden laat ik aan de milieudeskundige over. Er waren echter ook die wel klanten hadden, die de afval voor de poes nodig hadden. Dat ook het gezag een oogje in het zeil hield, kwamen Ko de Meulmeester (Ko van Ka) en Job de Nooijer (rupe) aan de weet. Zij leurden in Middelburg met een handkar. Een prijslijst was hierbij na de oorlog verplicht. Toen een agent er naar vroeg, konden ze de lijst niet tonen. "Wie van jullie is de baas?", vroeg de agent. In hun argeloosheid vertelden ze allebei baas te zijn. Hun eerlijkheid werd beloond met twee bekeuringen.

Hoewel de leursters slechts een viskarretje bestuurden, moesten toch de verkeersregels worden nageleefd. Dit heeft Kriena Blaasse-De Nooijer (de jongste leurster) ondervonden. Zij reed een aantal meters links een straat in om bij de achterpoort van een  klant te komen. Achter haar reed echter een politieagent. Die sommeerde Kriena haar naam op te geven wat resulteerde in een boete. De volgende dag reed ze een verboden straat in en dezelfde agent hield haar staande en zei: "Kriena, Kriena, leer je het nu nooit". Daar bleef het bij, zodat het nog met een sisser afliep. De Middelburgse leursters, maar evengoed de anderen, hebben de koude en de hitte van de dag moeten doormaken. Maar bij vele klanten stond echter de koffie gereed  Wel leurden zij hooguit maar vier dagen, want op maandag kon je niet terecht, omdat je dan geen verse vis kon aanbieden. Ook de mannelijke leurders hadden dan een vrije dag


De leurders van de wilde vaart in het boerenland

Zo kunnen we deze categorie gerust noemen. Ze waren niet te traceren, want je kon ze overal tegenkomen, op de fiets maar ook te voet. Deze mensen hebben het wel het zwaarste gehad. Als ik denk aan Kee Theune, die tot in Colijnsplaat leurde, en Marien Schroevers (het ouwe tasje), die op de fiets in Kloosterzande en omstreken zijn vis aan de man bracht. Jaai Marijs kon je tegenkomen in Sint-Niklaas in België. Grie en Geert Schuit waren in Turnhout kind aan huis, terwijl vele anderen de bewoners van de Zeeuwse eilanden hun vis aanboden.

Wat hebben ze een “ieval” geleden, weer en wind trotserend! Ik denk aan Marien Schroevers (‘t jonge tasje), die op de sluizen in Hansweert zijn waren aanbood aan de binnenvaart-schippers, die met hun schepen door de sluizen geschut moesten worden. Hij was een soort parlevinker vanaf de wal.

De leurders en leursters die Zuid-Beveland van vis voorzagen, hadden eind mei altijd zorgen. Ze spraken dan over het “rooie gevaar”. Het waren echter niet de Russen waar ze beducht voor waren, maar de aardbeien, die hun visverkoop met meer dan de helft reduceerden. Dit kwam omdat de mensen in ’t Goeseland “aerbezems” verbouwden in hun  tuin en die moesten toch ook op? De grote schoonmaak in het voor- en najaar, wanneer het huis met bezems werd gekeerd, waren voor de leurders op de dorpen slechte tijden. De donderdag en vrijdag waren voor degenen die in katholieke streken leurden topdagen. Door het vasten wat deze mensen toen nog praktiseerden werd veel vis verkocht!

Arnemuidenaars zijn erg honkvast, toen en ook nu nog. Toch zijn er enkele families geweest die de stoute schoenen hebben aangetrokken en een bestaan  buiten Arnemuiden hebben opgebouwd. Joost van Belzen begon samen met zijn vrouw Jannetje Marteijn (krul) in 1923 een viswinkel in de Ganzepoortstraat te Goes. Ook Daan van Belzen (van Theu Baak) met Jannetje van Belzen (Jane Geert) "emigreerden" naar Tilburg en startten daar ook een viswinkel. Neeltje Schroevers met haar man Willem Meulmeester (vlere) hadden de sprong reeds gewaagd en waren een viswinkeltje begonnen in de Mattheus Smallegangesbuurt in Goes. De locatie was echter niet zo gunstig. Bij de kooplustigen was het meestal armoe troef, dus zet maar op boek. Omdat Willem het torentje van Arnemuiden moeilijk kon vergeten, zijn ze op hun schreden teruggekeerd. Een illusie armer, maar een ervaring rijker!

Het leuren na de oorlog

Na de oorlog kwam langzamerhand het gewone leven weer op gang, zo ook de visserij. De mijnenvelden in de monding van de Wester- en Oosterschelde werden geveegd. Toch zijn er in de eerste jaren nog visserschepen door mijnen vergaan en waren er ook in ons dorp slachtoffers te betreuren.

Kort na de oorlog kwam er zelfs vis uit het buitenland! Deze vis werd gedistribueerd en was bestemd voor de bewoners van de steden en de dorpen. De visleurders werden hierbij ingeschakeld. De groothandel verzorgde het vervoer en iedere plaats kreeg naar inwonertal een hoeveelheid vis toegewezen, die de leurders op een centrale plaats aan de bevolking verkochten. Het was nog de tijd van de schaarste.

De visaanvoer per trein was nog geblokkeerd en werd vervangen door het wegvervoer. De viswagens, die meestal ‘s morgens vroeg arriveerden, bevoorraadden de groothandel.

Hierdoor verliep het gebeuren bij de vishal, omdat ook de vismijnen in opkomst waren en vele leurders hun vis inkochten op de mijn in Veere en  Vlissingen.

Daarnaast haakten vele oudere leursters af door ouderdom. Ook de noodwet  Drees, zo rond 1946 tot stand gekomen, de voorloper van de AOW, decimeerde het leurdersbestand. Enkele jongeren zoals Cor de Ridder, Adrie de Ridder, Aart Marteijn, Kriena de Nooijer, Kees Marteijn en Bas Marteijn waagden zich nog aan dat avontuur. De vooruitzichten waren niet rooskleurig, we waren in een andere tijd beland. In 2003 telde onze gemeente nog twee leurders van de meer dan honderd die er in de jaren dertig waren. Dat waren Adrie de Ridder en Kees Marteijn.

Zoals gezegd waren de vismijnen in opkomst gekomen. Alles wat de zee opleverde kwam op de afslag. In de namiddag, wanneer de vissersvloot in Veere binnen liep, waren ook de leurders present om hun handel via de mijn te kopen. Ook werden soms levers van de pijlstaartroggen aangevoerd.

Nu waren er onder de leurders twee zogenaamde ”oliebaronnen” in pijlstaartolie, Sain Marteijn en Johannes van Belzen. In een moordende concurrentiestrijd betaalden zij astrono-mische bedragen voor de te veilen levers. Uit deze levers werd olie gewonnen via het koken of het rottingsproces. De gewonnen pijlstaartolie kon in- en uitwendig worden gebruikt en werkte genezend voor kneuzingen en verstuikingen. De stank was echter verschrikkelijk en het innemen een ware heldendaad.

Zo ben ik aan het einde gekomen van mijn verhaal over het reilen en zeilen van deze bevolkingsgroep. Ik besef dat het maar een impressie is. Mijn bedoeling is echter dat deze dingen voor het nageslacht worden bewaard daar er over een aantal jaren geen mondelinge overdracht meer mogelijk is.

Ik hoop dat het een bijdrage zal zijn, “een stem” bij de vele afbeeldingen die reeds  van deze mensen bestaan.

Daar het ondoenlijk is al deze leurders voor het voetlicht te halen is er een lijst namen met bijnamen aan deze bijdrage toegevoegd. Ik hoop dat het een glimlach tovert op de gezichten van hen die deze mensen nog hebben gekend.

Leurderslijst vanaf ca. 1930

Kee Adamse [Kee van de Hoek]

Jan Baak

echtgenote Theu Grootjans  [Roefel]

Kees Baak

Jane van Belzen [Jane Poel]

Grietje van Belzen [Grie Poel]

Jacob van Belzen [Jacob Poel]

Grietje van Belzen  [Grie Kedaje]

Daan van Belzen  [Daan  Spreeuwe]

Jan van Belzen [Jan van Daan]

Mien van Belzen [Mien van  Stien]

Johannes van Belzen [Wannes  Hoedje]

Joost van Belzen [Joris]

Jan van Belzen [Jan Joris]

Joos van Belzen  [Meinard]

Bouw van Belzen [Bouw Meinard]

Lieven van Belzen [Lieven Meinard]

Jan van Belzen [Jan Meinard]

Jan van Belzen [Jantje Pater]

Maatje van Belzen [Maatje Pater]

Lieven van Belzen [Lieven Pent]

Klaas van Belzen [Klaas Pent]

Neeltje van Belzen [Nee Tood ]

Sien van Belzen [Siene  Mietje]

Kriena Blaasse-de Nooijer *

Leintje van Belzen [Leine Daene]*

Maatje Caljouw [Kedet]

Mie Caljouw [Mie Tak]

Bas Grootjans  [Basje Krul]

Jaai Grootjans [Jaai Krul]

Geert Grootjans [Geert Krul]

Sien Grootjans [Sien Krul]

Marien Grootjans

echtgenote  Kee Marijs [Kee Knovel]

Jan Grootjans  [Jantje Knovel]

Johannes  Grootjans  [Wannes Radio]

Lena Grootjans [Rooie Lena]

Grietje van de Gruiter [Grie van Cas]

Geert van de Gruiter [Geert van Prien]

Grietje van de Gruiter [Grie van Prien]

Adriana van de Gruiter [Meid van  Ma Kap]

Koos van de Ketterij [Koos t’Jonker]

Maatje van de Ketterij [Ma Koos]

Joos  Marteijn  [Joos  Krul]

Bas  Marteijn [Broer]

Willem  Marteijn [Willempje]

Aart  Marteijn

Geert  Marteijn [Geert van  Eintje]

Geertje  Marijs

Bastiaan  Marteijn [Sain  Marteijn]

echtgenote  Geert  Schuit

Aart Marteijn

Theunis Marteijn

Kees Marteijn

Lena Marteijn

Sientje Marteijn

Saar Marteijn

Geert Marteijn  [Geert Saar]

Kees  Marteijn  (Keesje Marteijn]*

Bas Marteijn

Robert  Meerman [Robbing]

Arie de  Meulmeester  [Arie Bonte]

Ko de Meulmeester  [Ko van Ka]

echtgenote  Prien  Meulmeester [Prien Boere]

Piet de Meulemeester [Piet Lommer]

Mientje Meulmeester [Mientje Kuper]

Marien Meulmeester [Marien Kuper]

echtgenote Theu van Belzen  [Theu Kedaje]

Lieven  Meulmeester  [Lieven Kuper]

Kees  Mulder [Keesje Knorretje]

echtgenote  Geert Meerman [Geert van Mie]

Keetje  Marijs [Keetje van Moe Siene]

Sien  Marijs  [Sien van  Moe Siene]

Sientje Marijs

Jaai Marijs

Job de Nooijer [Job Rupe]

echtgenote  Jaan de Ridder [Dottekole]

Gilles de Nooijer [Sikkebil]

Bet de Nooijer [Bet van  Popperane]

Jaap de Nooijer [Jaap Jei]

Tannetje de Nooijer [Tane van Bé]

Theuntje de Nooijer [Theu van  Bé]

Sien de Nooijer [Siene Las]

Blaas de Nooijer [Blaas van de Visser]

Grie Oreel *

Blaas de Ridder  [Blaas Roefel]

Jacob de Ridder [Jacob Roefel]

Marien de Ridder [Marien Roefel]

Jan de Ridder [Jan Roefel]

Jaai  de Ridder [Jaai Roefel]

Sien de Ridder [Sien Roefel]

Adrie de Ridder *.

Kees de Ridder  [Rooie Kees]

Ko de Ridder [Kola]

Bas de Ridder [Saintje]

Cor de Ridder [Corrie]

Klaas de Ridder [Keutje]

Pie de Ridder [Pie Rip]

Sien de Rijke [Siene Kuute]

Jaan  Schroevers [Jaan Dut]

Maatje  Schroevers [Ma Dut]

Marien  Schroevers [t’ouwe Tasje]

Marien  Schroevers [t’jonge Tasje]

Grietje  Schroevers [Grie Tas]

Grietje  Schroevers [Grietje Dokke]

Neeltje  Schroevers [Nee Dokke]

Joos  Schroevers [Joosje Dokke]

echtgenote Dora de Meulmeester [Dore Poorte]

Jaai Schroevers [Jaai Dok]

Daan  Schroevers  [Daan Boot]

echtgenote  Grietje Jobse  [Grietje Jef]

Jannetje de Nooijer [Jaai Jef]

Geert  Schroevers [Geert Boot]

Arie Schuit

echtgenote  Maatje de Nooijer [Ma van Bé]

Klaas  Schuit

Grie Schuit

Pie Theune

Kee Theune

 

Deze leurderslijst bevat 118 namen, maar niet allen hebben met vis en garnalen geleurd.

Op de met *vermelde namen is nog een toelichting nodig.

Grie Oreel heeft met textiel geleurd op Walcheren en omstreken om voor zichzelf en haar gehandicapte zus Jans de kost te verdienen.

Jans, die aan huis gebonden was, breidde op haar breimachine voor de boerenbevolking kou-sen en sokken en dergelijke. Lein de Vos-Van Belzen leurde in het voorjaar de samen met haar zuster Stien  gesneden lamsoren en zeekraal in de stad uit.

Kriena Blaasse-De Nooijer heeft als laatste leurster het in 2003 op de Markt geplaatste beeldje, voorstellende een visleurster, onthuld.

Adrie de Ridder heeft als 77-jarige leurder het in 2004 voor gezien gehouden.

Adrie was een markant persoon op de markt in Zierikzee en was op Schouwen-Duiveland zeer gezien.

Kees Marteijn is de laatste leurder en altijd nog zeer actief. Keesje is in Arnemuiden en omstreken gewoon een begrip.

Behalve Joos van Belzen (meinard) heb ik alle mensen van deze lijst gekend. Ik vraag excuses als ik mensen vergeten zou zijn.

Zij die maar een blauwe maandag hebben geleurd, zijn in deze lijst niet opgenomen.

Bekend is dat Piet Lommer en Sain Krul voor de oorlog nog met een hondenkar hebben geleurd, terwijl anderen al met een T-Ford de baan op gingen.

Frappant is het dat binnen dezelfde beroepsgroep voertuigen uit de late middeleeuwen nog samen gebruikt werden met de automobiel uit het begin van de 20ste eeuw om de vis bij de mensen te brengen.

Toch geeft deze kentering aan dat wij ook als dorp een nieuw tijdperk waren binnengetreden.

Reacties   

-1 #3 noud 21-03-2017 14:59
visleurder daniel van belzen..was familie van mij verre familie
0 #2 Kees Wolfert 22-12-2016 14:57
Heeft iemand een zekere Pauw de Nooijer gekend? Hij kwam uit Arnemuiden en zat in 1946 als marineman eerste klas op de Hr.Ms. Kortenaer, die in oktober 1945 naar Indonesië is gevaren.
+3 #1 marjoleintje 29-03-2016 23:12
hey....ik ben zo trots op mn arnemuidse voormoeders respect hoor voor die mensen heel veel!!!!!i love arnemuiden! ;-)

You have no rights to post comments

Ga naar boven