Bij het uitdiepen van het “Canaal “ wordt vanaf midden juli 1814 een dam aan “het hoofd der stede “gelegd. Het Pontveer naar Nieuw-en St.Joosland wordt stilgelegd.

Het gevolg is dat er geen inkomsten meer zijn; er zijn echter wel passanten. Aan de Districtscommissaris wordt verzocht of hij wil toestaan dat de veerman alsnog van de passanten passagegeld ontvangt. De eigenaar en de pachter worden allebei gedupeerd. Het werkvolk dat werkte aan het kanaal zou van het passagegeld uitgezonderd worden.

Het werkvolk bestaande uit een groot aantal kanaalarbeiders is ontevreden over een aantal zaken, die aanleiding geven tot een in die tijd zo genoemde “eenige ongeregeldheden”.

Op 25 juli ’s morgens vroeg maken de aannemers aan schout Crucq bekend dat de kanaalarbeiders weigeren met het werk voort te gaan, tenzij zij loonsverhoging krijgen.

Crucq neemt het besluit om samen met de aannemers naar Middelburg te gaan en deze zaak voor te leggen aan de Heer A. Schraver, hoofdingenieur Waterschapswerken .

Hij maakt een rapport op waarin hij de Gouverneur op de hoogte brengt van de oproerige beweging in de hoop dat daardoor “de opstand te kunnen stillen “

Zowel de Heer Schraver als de Officier van de Regtbank te Middelburg ontvingen een proces-verbaal, waar verslag werd gegeven “van eenige ongeregeldheden welke alhier in deze morgen door de werklieden van het Canaal zijn gepleegd”

De staking was het op gang gebracht door “eenige “stakingleiders . Die voerden een rode vlag met zich mee ten teken dat zij het werk gingen staken. Zij dreigden “de eerste die aan het werk ging ter neer te vellen “. Er kwam een samenscholing langs de dijken; de stakers gingen “van de eene na de andere opgeslagen tent “en maakten zich meester van de voorhanden zijnde dranken. Na consumptie daarvan werden er “ binnen en aan die tenten eenige ongeregeldheden gepleegd “ De marketensters kwamen gelukkig met de schrik vrij en leden alleen materiële schade.

Er is een Proces-Verbaal opgesteld waarin “compareren “ Catharina Reijgelink, huisvrouw van Hermanus Bos, wonende te Middelburg en Christiaan Boers en Cornelia de Pré wed. van Jan Weijermans. Verder Cornelis Quadekker mede allen te Middelburg woonachtig, welke comparanten alle met onderscheidene Tenten zich bevinden in en onder de Jurisdictie dezer gemeente ten einde bij heet uitdiepen van het Canaal door het bedrijven van de onderscheidene Negotie hun bestaan te vinden.

En wel de Eerste Comparante Catharina Reijgelink vertelt dat in den morgen van dezen dag omtrent half vijf uren eerst een enkele persoon is gekomen haar berigtende de bloedvlag waaide, dat daarop een andere persoon bij haar is gekomen om een bakje jenever welke door denzelven is betaald geworden, dan kort daarna een groot aantal van die werklieden uit het Canaal in haar tent zijn ingedrongen en van dezelve drank geEischt dat zij comparante niet in de mogelijkheid was te refuseren /weigeren aangezien zij tegen zoo een aantal niet bestand was, en geen hulp had; dat haar man absent was en dat zij anders in haar tent niet had dan twee knegts en eene meid.

Dat genoemde kanaalarbeiders na eenigen tijd met het drinken van sterke drank hebben meegenomen dertig Glazen, terwijl de Comparante dezelve personen niet bij name bekend zijn, alleen dezelve kennende voor werklieden thans aan het uitdiepen van het Canaal werkzaam.

De tweede en derde Comparante , Christiaan Boers en Cornelia de Pré alhier mede met een kraam staande, verklaren dat in dezen morgen circa zes uren zijn gekomen eenige personen alhier aan het Canaal werkende, en na de comparante daartoe te opgewekt , dadelijk om jenever gevraagd, dat door hun eerst is gegeven dan kort daarna vragende om betaling dadelik onder zware bedreigingen is geluckt om al hetgeen zij in haar kraam hadden, waarop de comparanten door de overmagt genoodzaakt zijn geweest, de bij hun voorhanden zijnde dranken af te geven, doch verklarende de comparanten gedagte personen anders ook niet te kennen dan voor lieden die aan het Canaal werkende zijn.

Eindelijk verklaard de Comparant Cornelis Quadekker dat heden morgen ongeveer half zeven uren circa twintig werklieden bij den comparant bekend voor Middelburgers aan deszelfs tent zijn gekomen, dat een van dezelve genaamd Andriessen hem om een bakje jenever vraagde, dat aan dezelve gegeven, daarop door de andere mede een bakje jenever is geeischt en hun toegediend geworden; dat daarop een aantal“

Vervolgens trok het stelletje ongeregeld onder zingen, schreeuwen, vloeken en tieren Arnemuiden binnen , waar de bewoners van een groot aantal straten een paar benauwde ogenblikken beleefden. Ze hoorden dat de stakers het onderling niet altijd eens waren , waarbij er enkele vechtpartijen plaats vonden.

De stakers richtten gelukkig geen vernielingen aan wat de huizen betrof, ook werd geen enkele inwoner gemolesteerd. Verder heeft geen enkele inwoner van Arnemuiden zich deze zaak ingelaten.. Deze toestand heeft tot diep in de middag geduurd. Van lieverlede hebben alle stakers de stad verlaten en is het binnen de stad weer rustig

De Hoofdingenieur Schraver heeft jammer genoeg de “menigte “niet tot bedaren kunnen brengen. De stakers zijn wel naar de omgeving van het Canaal teruggekeerd, maar ze zijn niet aan het werk gegaan. De Heer Schraver heeft van dit alles generaal de Landas in kennis gesteld. Een compagnie soldaten heeft zich in de nabijheid van Arnemuiden geposteerd “om bij de eerste de beste beweging dienstbaar te zijn“.  

Op een gegeven moment zijn er die avond 6 werklieden en de volgende morgen nog 1 (kanaal)arbeider , bij het Canaal opgeligt“ en in Arnemuiden in verzekerde bewaring gesteld.

Daarna is de Compagnie militairen afgetrokken zonder die lieden te ontslaan of mee te             nemen. Dat veroorzaakte groot ongenoegen onder de werklieden.

De Gouverneur heeft als volgt gereageerd op het verbaal van de provisionele schout Crucq:

“De bewegingen onder het werkvolk aan het Aernemuidsche Canaal, hebben mij, na alvorens nopens den stand der zaak volledige onderrigting bekomen hebbende, doen besluiten tot den maatregel vermeld in de nevensgaande waarschuwing, welke ik UEd: verzoek dadelijk na den ontfang op de werkplaats zelve voor te lezen & en te doen aanplakken en het een & ander met overleg van den commanderende Officier te werk gaande, terwijl het mij aangenaam zijn zal van het effect daarvan door UED te worden geinformeerd “

Hier volgt de letterlijke tekst van de

 

WAARSCHUWING

De Gouverneur van Zeeland met ongenoegen vernemende het onbehoorlijk gedrag van zeer veelen van het Werkvolk aan het Arnemuidsche Canaal door hun gedaane weijgering om het aangenomen werk te voltooijen, volgens hetgeen zij hadden aangenomen, met bedreijging tegen de zodanige welke zig pligtlijk gedragen met hun werk voortgaan.

En voorziende dat van zulk een hoop lediggangers , behalve het kwaad voorbeeld niet anders dan nadeelige gevolgen te wagten zijn;brengt bij deze tot derzelver kennis:

Dat in zo verre zij niet in dit Eiland mogten thuis hooren en niet verkeeren hun werk wederom bij de hand te nemen, zij zullen verpligt zijn van stonden aan zig van de werkplaats te begeven & in de loop van morgen het Eiland te verlaaten, op poene van langer in’tzelve zig ophoudende, als kwaadwillige te worden aangezien & als verkeerde oogmerken in den zin hebbende , te zullen opgevat & als zodanig volgens de wetten van den Lande met alle rigeur behandeld & gestraft te worden.

Aldus gedaan te Middelburg

Den 26 Julij 1814

De Gouverneur van Zeeland

Aan den Provisionele Schout van Arnemuijden

(gericht om daarvan uitvoering te geven)

Verder de volgende Missive:

Aan den fungeerende

Procureur-Generaal bij de

Regtbank van eersten aanleg

Te Middelburg

Middelburg 26 Julij 1814

De Waarschuwing welke ik d’ Eer heb copielijk hier nevens aan UEd: te addresseren, zal UEd: bekend maken met hetgeen ik verpligt ben geweest omtrent het werkvolk aan het Arnemuidsche Canaal te verordenen.

Zij zal op de plaats zelve door den schout gedaan & aldaar aangeplakt worden.

Daar niettemin de werking zig verder aldaar uitstrekt verzoek ik UED aan dezelve op alle mogelijke wijze de hand te houden & voor de executie te waaken

De Gouverneur van Zeeland

 

Bronnen: Zeeuws Archief Inventaris van de Archieven van de gemeente Arnemuiden

               Ingekomen Stukken: 1814-1815 inventarisnummer. 78

               Brievenboeken : 1814- 1815 Inventarisnummer 92