Historische Vereniging Arnemuiden

125 jaar Gereformeerde Kerk van Arnemuiden - 5.0 out of 5 based on 1 review

Gebruikerswaardering: 5 / 5

Ster actiefSter actiefSter actiefSter actiefSter actief
 

Inleiding

0232In 1888 was er in Arnemuiden, Kleverskerke en in Nieuw - en St. Joosland sprake van hoge nood.

En daar niet alleen: ons hele land, en in het bijzonder het platteland leefde onder armoedige omstandigheden.

Van 1878 tot 1895 was door de aanvoer van goedkoop graan uit Noord-Amerika de “grote landbouwcrisis “veroorzaakt. De prijzen kelderden tot de helft of nog lager en de al lage landarbeider lonen werden nog een soms met 30% verlaagd. Het weekloon dat oorspronkelijk zweefde tussen f.5,50 en f.7,00 , bedroeg in 1890 slechts f.4,50.

De winterwerkloosheid was al helemaal eeregelrechte ramp: dan ving je niets en je moest in het ergste geval bedeeld worden door de diaconie.

Niet alleen de arbeiders hadden het moeilijk, ook de boeren met weinig akkerland werden in hun bestaan bedreigd. De pachters van land hadden ook nog eens te maken met pachtprijzen die niet mee gedaald waren. Pas in 1900 kwam er enige verbetering in die toestand.

In Arnemuiden was nog steeds de visserij bijna het enige middel van bestaan. Vaak vingen de vissers bijna niets, omdat de vis naar andere visgronden was getrokken, of dat er niet kon worden uitgevaren vanwege het onstuimige weer of wegens barre winterse toestanden

Ook bij normaal weer waren de vissers vaak maar korte tijd op zee. En als er een keer een overvloedig aan bod van vis was, dan raakte je vaak tegen te lage prijs de vis met moeite kwijt, omdat onder de bevolking de koopkracht niet erg groot was; men hield de hand op de knip van de beurs, omdat die bijna leeg was. De vissersvrouwen, waaronder veel weduwen probeerde met leuren van vis of zee groenten wat bij te verdienen, maar door het te groot aantal leursters was de spoeling erg dun.

In Arnemuiden was er , zoals in veel steden en dorpen grote ontevredenheid onder het kerkvolk, omdat in de Nederlandse Hervormde Kerk zaken speelden die in strijd waren met de belijdenis van de kerk.

Ook was die Kerk eigenlijk een soort Staatskerk, met bijna geen medezeggenschap van de leden.

Veel predikanten waren vrijzinnig; verder werden studenten van de gereformeerde Vrije Universiteit niet toegelaten tot het ambt van predikant.

Onder leiding van Abraham Kuyper kwam de Doleantie tot stand, wat geleid heeft tot het ontstaan van een groot aantal dolerende gemeenten, die zich in de jaren 90 verenigden met vroeger afgescheiden gemeenten tot de gereformeerde kerken.

Op 19 augustus 1888 is er ook in Arnemuiden een Gereformeerde kerk ontstaan. De oefenaar br. Van Leeuwen was toen voorganger . In de avonddienst en nog wel in de boerenschuur van N. Cornelisse kwam de nieuwe gemeente samen. De burgemeester had met het oog op de handhaving van de openbare orde een aantal veldwachters gestuurd, maar het bleef rustig .

Van Leeuwen preekte tijdens die dienst over Exodus 14:14: “De HEERE zal voor u lieden strijden en gij zult stille zijn “

Ondanks de grote armoede wilde men toch een predikant beroepen. Het heeft echter wel 10 jaar geduurd voor de eerste predikant, Ds. J.Boeijinga, kon worden verwelkomd. Er zijn tevergeefs 18 beroepen uitgebracht. Geen wonder: De gemeente kon aanvankelijk niet meer dan f.700/ f.800 toezeggen: te weinig: want een predikant kon in die tijd van dat bedrag niet behoorlijk leven.    

Drieluik: Predikant Kerkenraad Gemeente

BoeijngaDs. J. Boeijinga, die op 30 april 1899 het beroep van de kerk van Arnemuiden aannam, behoorde tot de groep van oefenaars die wegens bijzondere gaven toegelaten werden tot het predikambt.

Deze predikanten staan er voor bekend dat ze vaak “praktische “preken houden. Hij stond in ieder geval bekend als ijverig en volhardend, al waren er aanmerkingen op zijn preken te maken.

Zijn traktement was om het voorzichtig te zeggen niet erg hoog: f.900.—per jaar: iets meer dan   3 maal zoveel als een arbeidersloon. Het was nodig dat zo’n laag traktement werd aangevuld met producten van de boerderij, kolenboer, visser. Ook de zoons van Ds. Boeijinga, waarvan één Albert, predikant is geworden en de ander Berend, architect, werden door een landman uit de gemeente regelmatig verwend met een uitstekend maal, als ze met een hongerige maag van school uit Middelburg thuiskwamen. De enige dochter mocht voor onderwijzeres leren.

Het schoolgeld was toentertijd zo hoog dat de familie 2 kostgangers in huis moest nemen om alles te kunnen bekostigen. De dienstmeisjes die hard moesten werken voor heel weinig loon deden dat uit respect voor het domineesgezin.

Ds. Boeijinga zelf was een heel beminnelijk mens. Ook binnen de gemeente waren er weinig conflicten.

Alleen het catechisatie geven verliep niet al te soepel; er moest voortdurend een ouderling bijspringen om de orde te handhaven. Door een “ongelukje “met de kachel vloog de baard van de dominee in brand. Ds. Boeijinga was geen begenadigd preker, maar wel een goede herder. Gelukkig was iemand in de gemeente in het bezit van boeken van goede oude schrijvers zoals Comrie en Brakel en verschillende verklaringen van de catechismus.

Ds. J. Runia die op 23 juli 1915 het beroep naar de kerk van Arnemuiden aannam op een traktement van f.1250 was ook oefenaar geweest tot op hoge leeftijd. Hij wilde graag de theologische Runiaopleiding aan de Vrije Universiteit volgen, toen hij al bijna 40 jaar was . Omdat hij lange tijd als oefenaar “eigen baas “en al te zelfstandig was geweest, had hij grote moeite met wat kerkenraden en andere kerkelijke vergaderingen beslotenhadden. Ook met gezagdragers en bepaalde hoofden van Christelijke scholen kon hij niet goed accorderen. Mevrouw Runia maakte door haar innemend en gul karakter de tekortkomingen van haar man meer dan goed. Ds. Runia was een harde werker. Al om 6 uur in de morgen was hij bezig met het maken van zijn preek. Hij was een boeiend spreker. Zijn preken waren in de eerst plaats praktisch; ging vaak heel duidelijk in op dingen die volgens hem niet met de Bijbelse boodschap waren overeen te brengen. Het kwam zover dat mensen zich aangesproken voelden en dominee beschuldigden van laster. Een en ander had wel met zijn hoge leeftijd te maken: 67 jaar en een kwakkelende gezondheid Hij ging pas met emeritaat toen hij 72 jaar was.

ScholingDs. H. Scholing werd pas op 33 jarige leeftijd tot predikant in Arnemuiden beroepen. Dat kwam door de economische crisis van 1929. 20 maart 1932 werd hij predikant van onze kerk. Hij had toen al een gezin te onderhouden en verdiende de kost samen met zijn broer in de kolenhandel en ook door werkzaamheden op de boerderij van zijn vader.

Ds. Scholing was een echte volksman; kon goed met de mensen accorderen en had belangstelling voor hun wel en wee. Voor de catechisanten was hij bijna een onderwijzer; de tekst van de preek leren opzeggen en een psalmvers uit hoofd leren. Door zijn vele activiteiten ontbrak hem vaak de tijd om zich goed voor te bereiden voor de zondagse preken. Hij wilde vooral een rijke en genadige Christus voor arme zondaren prediken en bleef niet lang stilstaan bij de vraag: “Waaruit kent gij Uw ellende ?

Er waren gemeenteleden die zich niet meer thuis voelden in onze gemeente en zich onttrokken hebben; een deel van hen ging bij prof. Wisse in Middelburg kerken; een ander deel ging deel uitmaken van de Gereformeerde gemeente (in Nederland).

Ds. Scholing is verder oprichter geweest van de A.R. Kiesvereniging “God, Nederland en Oranje” en voorzitter van G.J.V. Immanuel en van de mannenvereniging.

Hij was een fel bestrijder van de N.S.B. ; leden ervan werden door middel van censuur van het avondmaal afgehouden.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was dominee actief in de Ondergrondse beweging en organiseerde o.a. onderduikadressen. Tijdens de novemberdagen van 1944 was ds. Scholing de enige predikant in Arnemuiden. Dagen en nachten lang was hij druk bezig gewonden te bezoeken en stervenden bij te staan. Toen is hij door een granaat van Breskens afgeschoten ernstig gewond geraakt aan zijn been, maar gelukkig weer spoedig hersteld.

In augustus 1942 werden 20 gezinnen naar Lage -Zwaluwe geëvacueerd en 25 naar elders.

Ds. Scholing bezocht regelmatig de evacués aldaar en deed veel pastoraal werk onder de Vlissingse   evacués.

Op 19 juli 1945 vertrok ds. Scholing naar Kamperland.

Naar men zegt is Kamperland hem niet meegevallen. Hij had dezelfde ervaring als ds. Boeijinga: na Arnemuiden vielen de gemeente waar ze vervolgens stonden, tegen.

Op 2 juni 1946 werd ds. Veldhuijzen door zijn voorganger ds. Scholing in het ambt bevestigd als predikant van onze kerk. Er waren duidelijk verschillen met zijn voorganger: werd van ds. Scholing Veldhuijzengezegd dat hij “lucht “preekte, de preken van ds. Veldhuijzen werden “zwaar “genoemd. Bovendien was hij introvert en zelfs verlegen te noemen. Zijn preken waren er in de eerste plaats op gericht de mens te laten ontdekken aan zichzelf: dat hij als zondaar moet worstelen aan de genadetroon van God om zekerheid van behoud te ontvangen. Een behoorlijk aantal leden van de kerkenraad en gemeente vond dat het volgende Bijbelgedeelte meer aangehaald moest worden : “Bidt en U zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden, klopt en U zal open gedaan worden. Want een ieder ,die bidt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en wie klopt , die zal opengedaan worden “

Ds. Veldhuijzen was beducht voor de praktijk dat een aantal predikanten de hele gemeente als gelovigen aansprak. Deze gingen ervan uit dat, tenzij het tegendeel bleek, je er van moest uitgaan dat iedere gedoopte en dus zeker ieder belijdend lid wedergeboren was: de z.g. leer van de veronderstelde wedergeboorte.

Ds. Veldhuijzen was niet iemand die vaak door het dorp liep om contact met de mensen te zoeken.

Bijna 4 jaar heeft ds. Veldhuijzen in onze gemeente gestaan. Ondanks bezwaren tegen zijn prediking, was er sprake van een bloeiend kerkelijk leven. Goed bezochte kerkdiensten, 2 J.V.’s, een vrouwen - en een mannenvereniging met een groot aantal leden .

Stellig heeft de bloeitijd van onze kerk te maken met de situatie in de plaatselijke Hervormde gemeente. Daar speelde de z.g. kwestie –Hooykaas, die een tijdelijke leegloop veroorzaakte.

Het jaar 1953 was het jaar van de Februariramp, waarbij naast de schade aan de laaggelegen landerijen achter de Sloedam en een aantal woningen, ook het kerkgebouw waterschade heeft opgelopen door het onderlopen van de Lionstraat. Ook in 1953 mocht ds. Veldhuijzen het feit herdenken dat hij 25 jaar als predikant onze kerken had gediend.

Zijn echtgenote had een spontaan karakter. Zij bracht veel bezoeken aan gemeenteleden. Zij was ook presidente van de vrouwenverenging, wat toendertijd gewoon was. Ja , ze heeft zelfs met enkele vrouwen uit de gemeente de vrouwenvereniging “Wees een Zegen “opgericht.

In 1955 werd door de kerk van Westbroek een beroep uitgebracht, dat dominee aannam.

PoelmanAl in hetzelfde jaar , binnen nog geen half jaar, werd door de gemeente ds. H.K. Poelman beroepen.

Op 28 september werd deze bevestigd in het ambt. Ds. Poelman was een vrij jonge predikant die met vrouw en 4 kinderen hartelijk welkom werd geheten.

Toen waren de predikanten bijna altijd stemmig gekleed, met een zwart of grijs kostuum, maar Ds. Poelman viel in het begin volgens de dorpelingen enigszins uit de toon, omdat hij in het openbaar verscheen in een bruin pak met een rode stropdas. Het contrast met zijn voorganger was op dat punt zeer groot. Hij besloot daarom voortaan in een grijs gekleurd pak de straat op te gaan.

Ds. Poelman maakte veel werk van zijn preken: vooral zijn catechismuspreken maakten grote indruk.

Soms leken ze collegestof voor studenten; maar Ds. Poelman wist de stof zo boeiend en begrijpelijk over te brengen dat er veel van bleef hangen.

Zijn preken waren direct, recht op de man af: het ging om het ware geloof in Jezus Christus : als je op Jezus Christus je vertrouwen stelt, word je vrij van zonde en word je rechtvaardig en heilig voor God.

De preek moet christo - centrisch zijn met een ruim aanbod van genade.

Het verlossingswerk van Jezus Christus mocht niet te kort gedaan worden, door lang bij de ellendige staat van de oude mens stil te staan.

Binnen de gemeente waren er verschillen van inzicht op dat punt. Jammer genoeg werd er wel eens op de persoon gespeeld. Zo kwam het dat een aantal broeders een tijdlang de kerkdienstenniet bezocht hebben en naar de Christelijke Gereformeerde Kerk van Middelburg zijn uitgeweken.

Op catechisatie was hij een streng catecheet: hij hield van orde.

In de kerkklok las hij wat slappe en toegeeflijke ouders de les door ze wenken te geven voor de opvoeding van zowel de kleine als grote kinderen.

In 1961 werd er een beroep uitgebracht op Ds. Poelman door de Geref. Kerk van Berlikum. Hij nam dit beroep aan en vertrok met zijn gezin naar het verre Friesland.

Het is opvallend dat al 2 maanden na het vertrek van Ds. Poelman al een beroep wordt uitgebracht. Er is blijkbaar hard een nieuwe predikant nodig. Ook het jaarverslag van de kerk over 1960 is somber van toon: er wordt melding gemaakt van veel lege plaatsen in de kerk. Met het verenigingsleven is het droevig gesteld; alleen de vrouwenvereniging telt nog een behoorlijk aantal leden.

Het probleem van de z.g. gemengde huwelijken wordt genoemd. Het pastorale werk/huisbezoek in die gezinnen verloopt zeer moeizaam.

Na een aantal bedankjes wordt Ds. G.S. Oegema beroepen, die aanvankelijk bedankt. Men doet ook een vergeefs beroep op Ds. P. Huisman van Ooltgensplaat.Oegema

Dan wordt bij geruchte bekend dat Ds. Oegema spijt heeft gekregen, dat hij 3 maanden geleden bedankt heeft. Daarom wordt hij op 24 augustus voor de tweede maal beroepen en komt hij met zijn gezin naar Arnemuiden.

Onder Ds. Oegema beleeft onze gemeente een rustige tijd van opbouw. Er zijn geen moeilijk op te lossen problemen. Ds. Oegema is zeer vredelievend en hartelijk en is er de man niet naar om conflicten uit te lokken.

Volgens kenners kon hij met iedereen “exerceren “ veel van ze gedaan krijgen door ontwapenend en hartelijk optreden. Als zich –wat weinig voorkwam – zich een conflict tussen twee mensen of groepen voordeed, iedereen gelijk; maar hij wist toch op een bijzondere manier de zaak tot een oplossing te brengen. Hij hield erg veel van kinderen. Zij beschouwden hem als een soort goede Sint.

Zijn streven was om iedereen bij de kerk te houden. Soms lukte het hem mensen die jarenlang niet in de kerk waren geweest, weer binnen te halen.

Ten opzichte van zijn voorgangers nam Ds. Oegema een middenpositie in. Zijn preken waren christo - centrisch en “bevindelijk “. De toepassing liep door de hele preek heen. Op de preekstoel kon hij slappe christenen er flink van langs geven en slaperige kerkgangers liet hij hevig schrikken door soms een daverende klap op de stevige Statenbijbel te geven.

Volgens hem moest de hele Bijbel aan de orde komen en de dominee mocht geen stokpaardjes berijden.

Op 12 augustus 1963 bestond de gereformeerde Kerk van Arnemuiden 75 jaar.

De officiële herdenkingsdienst stond onder leiding van de eigen predikant. De schriftlezing : 1 Cor.1 : 18 tot het einde.

De preek had tot tekst Hebr. 8:5.

Wij werden tijdens de preek erbij bepaald dat ideaal en werkelijkheid vaak heel ver van elkaar verwijderd blijven; wij doen het vaak niet goed. Maar wij hebben gelukkig de zekerheid dat God ondanks alle teleurstelling voor Zijn Kerk blijft zorgen.

Ds. Scholing, Ds. Veldhuijzen en Ds. Poelman en een schoonzoon van Ds. Runia, Ds. Everaars haalden allerlei herinneringen op.

Burgemeester A. Hack bracht de gelukwensen van het gemeentebestuur over : De gereformeerde Kerk van Arnemuiden omvat een gemeente die leeft. Zij verstaat haar taak in deze veranderende wereld”

Hij zegde volledige steun van het gemeentebestuur toe bij de bouwplannen voor een nieuw kerkgebouw

Op 3 november 1969 nam Ds. Oegema het beroep naar de Wilp aan. Op 3 maart 1970 nam hij afscheid van onze gemeente. De Wilp was zijn laatste gemeente. Daarna heeft hij als emeritus tot 1980, het jaar waarin hij stierf, in enkele gemeente hulpdiensten verricht.

Er brak in de jaren zestig een heel andere tijd aan. Een tijd van vernieuwingen, veranderingen, arbeiders - en studenten opstanden in buiten - en binnenland, emancipatiebewegingen, maatschappijkritiek, twijfel aan het gezag van de Heilige Schrift. De invloed daarvan was op den duur ook in Arnemuiden merkbaar.

Het heeft jammer ruim 4 ½ jaar geduurd voordat wij weer een nieuwe predikant konden begroeten. In die tussentijd was br. K.J. Steketee praeses. Als consulent werd ds. D. Passchier van Oost Souburg ons door de classis toegewezen. Deze was ons tot grote steun: bezocht praktisch alle kerkenraadsvergaderingen en ledenvergaderingen. Het stemde ons tot droefheid dat wegens een ernstige ziekte al spoedig Ds. Passchier niet meer in staat was zijn eigen gemeente en die van ons als herder en leraar te dienen. Later heeft hij, hoewel gehandicapt in onze kerk het woord nog enkele malen mogen bedienen.

Tot onze grote blijdschap was Ds. P. Homburg bereid jarenland met veel zegen hulpdiensten te verrichten en heeft hij ook catechese gegeven.

BijmanIn de maand mei van het jaar 1974 kwam het gezin Bijman - Schep naar Arnemuiden. Er moesten nog enkele tentamens en kerkelijke examens worden afgelegd in de diverse classes voordat kandidaat in november van dat jaar intrede kon doen. Ds. Bijman en zijn vrouw hielden er een eenvoudige levensstijl op na. In de kerkdiensten wilde hij in de woordbediening zo beeldend mogelijk overkomen met praktische voorbeelden om vooral het hart van de toehoorders te raken. Zelfs een kind moest kunnen begrijpen wat er vanaf de preekstoel werd gezegd. Ds. Bijman wilde dat de gemeenteleden elkaar, ook geestelijk, beter zouden leren kennen door gespreksgroepen op te richten; ook nieuw ingekomen kwam hij tegemoet en probeerde hen te betrekken bij het gemeente werk.

De kerkenraad en de predikant vond het belangrijk dat de gemeenteleden voorlichting kregen over nieuwe ontwikkelingen in de theologie door kennis te nemen van de opvattingen van moderne theologen als Wiersinga en Kuitert , maar ook het Bijbelse commentaar daarop van Prof. Ridderbos.

Wij leven voortdurend in een tijd van veranderingen, echter het is van levensbelang vast te houden aan de zekerheden die van eeuwigheidswaarde zijn. Het orthodoxe geloof, zoals beschreven in de Romeinenbrief, mag geen dood geloof zijn. Een dood geloof is niet zichtbaar, want het is niet actief/ werkzaam.

Een gemeente zal ook op liturgisch gebied veranderingen niet uit de weg mogen gaan.

Zo werd ook het Liedboek ingevoerd en naast de Oude Psalmberijming gebruikt

Bij een werkzaam geloof behoorde vooral het meeleven met elkaar: het delen in elkaars vreugde en zorgen. Het ligt in het leven vaak dicht bij elkaar: vreugde en verdriet. Meeleven is in beide gevallen zo belangrijk .

Dominee Bijman was nog maar nauwelijks bevestigd tot predikant of hij stond voor de droeve taak de begrafenis van br. Cornelis Cornelisse te leiden. De Dienst van Woord en Gebed vond plaats in zijn huis. In de hoek van de kamer stond een ouderwets harmonium, dat de samenzang van nauwelijks 6 personen begeleidde. Ik weet niet of dat vroeger wel eens meer plaatsvond, maar volgens onze mening is het uniek.

Op de zondag van de bevestiging van Ds. Bijman tot predikant had hij de dankbare taak zijn eigen kind de doop te mogen bedienen.

In de tijd dat dominee Bijman voor de eerste keer bij ons was, beleefde onze gemeente opnieuw een bloeitijd. Het is een typisch verschijnsel in onze gemeente dat wij bijna altijd na ieder vacante periode weer een opleving te zien krijgen. De band met een predikant die bij de gemeente past werkt als een magneet en werkt positief met betrekking tot het opbouwwerk binnen de gemeente.

Ds. Bijman heeft slechts 4 ½ jaar in onze gemeente gestaan. Dat was tegen de verwachting die uitgesproken werd tijdens een ledenvergadering in 1978: Ds. Bijman zal nog wel enkele jaren bij ons blijven.

Omstreeks de Kerstdagen van datzelfde jaar bleek de roepstem die van de kerk van Urk uitging toch te sterk. Ds. Bijman schreef in dekerkklok van januari 1979 …. Het is moeilijk voor ons een beslissing te nemen met betrekking tot het beroep van Urk, dat we op de vooravond van kerst ontvingen.

Op geen enkele wijze hebben wij er behoefte aan, uit uw midden weg te gaan: U hebt het als gemeente niet verdiend (vinden wij) om weer vacant te raken, er ligt nog werk genoeg en wij hebben ’t steeds beter naar ons zin gekregen onder U. Toch menen wij tegen Urk geen “nee” te mogen zeggen of we een beroep in overweging zouden willen nemen. Dit omdat de gemeente daar een aantal nijpende vacatures heeft, die gewoon vervuld moeten worden.

Een feit was dat deze gemeente van bijna 3700 leden 3 jaar daarvoor een ernstige scheuring had meegemaakt. Er lag veel werk te wachten.

Op 23 april 1979 vertrok het gezin Bijman met zijn vrouw en 3 kinderen naar de kerk van Urk.

Voor de tweede maal werd aan ds. P. Homburg gevraagd om pastoraal werk in onze gemeente te verrichten. Gelukkig wilde hij ook deze keer ons terwille zijn. Hij heeft met veel zegen in onze gemeente gewerkt. Vele ouderen onder ons bewaren aan hem nog dierbare herinneringen.

Ondertussen gaat het beroepingswerk door: op 21 januari 1980 werd er een beroep uitgebracht op kandidaat Riemens. Er werd zelfs een gemeenteavond belegd bedoeld om kennis te maken met deze kandidaat en zijn verloofde. De verwachtingen waren hooggespannen .De teleurstelling was groot, toen wij kort daarna vernamen dat kandidaat Riemens het beroep dat door de gemeente Zoutkamp was uitgebracht, had aangenomen.

Op 1 maart 1982 werd Ds. Ytsma gevraagd om onze consulent te worden. In die tijd begon de aard van het Schriftgezag en o.a. de kwestie de vrouw in het ambt een zaak van discussie te worden.

1983 werd voor onze gemeente een heugelijk jaar. Er kwam uitzicht op een eigen predikant. Er moesten heel wat hobbels genomen worden met betrekking tot de diverse kerkelijke examens, voordat drs. G.J. Mink door onze gemeente beroepen kon worden.Mink

Op zondag 29 mei werd hij door zijn schoonvader Ds. H. Tien bevestigd tot predikant van onze gemeente . De intredetekst was 1 Cor. 15:14: En indien Christus niet is opgewekt, dan is immers onze prediking zonder inhoud, en zonder inhoud is ook uw geloof.

In korte tijd heeft ds. Mink , zoveel mogelijk vergezeld van zijn vrouw de ongeveer 235 adressen die onze gemeente telde, bezocht.

Ds. Mink zag het als zijn opdracht met al zijn krachten de gemeente te bouwen in de kennis van de Bijbel en de vreze des Heren. Hoe kunnen wij God zoeken en vinden in de verborgen omgang als wij niet actief aan Bijbelstudie deelnemen. Naast Bijbelstudie is oefening in het gebed noodzakelijk om een gelukkig kind van God te zijn.

De jeugd van de kerk moet veel aandacht hebben: daarom moet o.a. de J.V. naast ontspanning ook kennis opdoen door middel van het behandelen van Bijbelse onderwerpen.

Als catechisanten te veel de catechese verzuimden, moeste deze en ook de ouders er op gewezen worden dat er een verkeerde weg was ingeslagen. Ook de wijkouderlingen kregen deopdracht mee in een ernstig gesprek onverschilligheid en laksheid aan de orde te stellen.

De ouderlingen vinden het nog altijd moeilijk om tijdens huisbezoeken tot een diepgaand gesprek te komen en openhartig te spreken over het persoonlijk geloofsleven..

Ds. Mink meende-- en had hierin de kerkenraad mee—dat gemeenteleden van verschillende geloofsbeleving elkaar goed moeten leren kennen. Er zijn een aantal gemeenteavonden geweest , waarin ook in kleine groepen iedereen zijn/haar hart kon blootleggen en laten zien wat Jezus voor hem/haar betekende: welke waarde de Bijbel voor jou/mij heeft. Daarbij kwam naar voren dat de gemeente verdeeld dacht in deze zaak: zelfs over het hart van het evangelie. Dat is ook een landelijk verschijnsel.

Over veel zaken wordt heel verschillend gedacht: zo zouden sommige zaken in de Bijbel tijdgebonden zijn, andere weer niet. Er zijn kerkleden die vinden dat kinderen best aan het Avondmaal kunnen aangaan. Een deel was voor, een ander deel tegen de vrouw in het ambt, waarbij door sommige broeders/zusters verschil gemaakt werd m.b.t. toelating (niet) tot het ambt van ouderling wel tot dat van diaken. Vergaand is het feit dat een aantal moeite heeft met het feit van de opstanding van Christus. Er is dan niet alleen sprake van pluriformiteit, maar ook pluriteit.

Al de inspanningen om met elkaar in gesprek te blijven en de eenheid te bewaren zijn niet voldoende.

Als eind 1985 besloten wordt de vrouw niet tot de ambten toe te laten en er ook sprake is van onenigheid binnen de schoolvereniging, wil een aantal gezinnen niet langer van de kerk van Arnemuiden deel blijven uitmaken: ze menen in Middelburg kerkelijk onderdak te moeten zoeken.

Er legt zelfs een ouderling zijn ambt neer.

De evangelische en confessionele richting is de weg waarlangs het gemeentelijk leven zich verder voortbeweegt.

De kerkdienst is in de eerste plaats een dienst tot eer van God. Op het toppunt, als het hart zich verheft tot God in zang en gebed, proef je een voorsmaak van de eeuwige sabbatsvreugde. Hoe zal het zijn om straks in de eeuwige vreugde te verkeren in de gemeenschap met God?

De predikantsvrouw, Gisela Mink assisteert haar echtgenoot in het diaconale vlak. Zij organiseert en leidt de hulpdienst, waardoor mensen die het nodig hebben, geholpen worden in het dienstverlenende vlak. Er worden bezoeken gebracht aan ouderen en alleenstaanden.

Hulp kan worden gegeven , als het moeilijk wordt om de boodschappen te blijven doen. Zieken en gehandicapten kunnen rekenen op afleiding of ontspanning. Er kan voor vervoer gezorgdworden naar het ziekenhuis of instellingen als bejaardentehuizen.

Deze Diaconale Hulpdienst bestaat nog steeds en er worden volgens een bepaald rooster nog steeds bezoeken gebracht .

Ds. Mink is van 1983 - 1989 predikant van onze gemeente geweest. In laatstgenoemde jaar heeft hij het beroep van de kerk van Katwijk dat op hem werd uitgebracht, aangenomen. Aldaar heeft hij de doctorstitel verkregen op grond van zijn proefschrift : op het tweede plan. Evangelisten in Nederland in de 2e helft van de 19e eeuw “ .

In de vacante periode van ongeveer 2 jaar, heeft o.a. Ds. P. Melse zijn hulp aangeboden m.b.t. tot pastoraal werk en bijstand aan het catecheseteam.

Over de kerkgebouwen en pastorieën

Het huidige kerkgebouw aan de Kerklaan is het derde vanaf de stichting van onze kerk in 1888.

Het eerste kerkje stond aan de Molenweg. Het was een houten gebouwtje, dat ongeveer f.1000-schijnt te hebben gekost. Het zag er onaanzienlijk uit en werd daarom “het schuurtje” genoemd. In het gebouwtje schijnt een klein preekstoeltje te hebben gestaan en verder houten banken , want tijdens de kerkenraadsvergadering van 6 april 1901 wordt besloten dat door het grotere aantal vrouwen dat de kerkdiensten bezocht, er in het mannenvak een vrouwenbank bij geplaatst zou worden.

Van de kerk van Souburg kreeg men twee psalmborden cadeau . De voorzanger J. Blaasse zong de psalmen voor en las de Wet des Heren, de twaalf artikelen en het te lezen Schriftgedeelte.

Men besloot tot nieuwbouw over te aan, omdat de reparatie van het oude gebouw teveel zou gaan kosten; het houten gebouwtje oogde ongezellig. Zomers was het soms verschrikkelijk heet en in de winter verschrikkelijk koud en in de naaste buurt bevond zich een stinkend riool.

0032Er werd een nieuwe kerk gebouwd in de Lionstraat, waarvan de totale kosten in 1903 f.8028,36 bedroegen. Op de gevelsteen liet men de naam “Eben-Haëzer “plaatsen.

Op 22 april 1904 wordt voor het eerst gesproken van de z.g. stokman. Deze moest er voor zorgen dat in de eerste plaats de mensen tijdens de preek niet in slaap vielen. Ook moest hij optreden tegen het verschijnsel tabakspugen. Als de dienst begon durfde deze of gene zijn uitgekauwde pruimtabak nog wel een op de grond uit te spugen. Trouwens bij de kerkenraadkamer stond n.b. een kwispedoor: een net woord voor spuugbakje.

Er was veel mis met het gebouw: als in mei 1907 moest de kerk voor het opnieuw witten ven het inwendige van de kerk .De pastorie in de Langstraat, waar tot voor kort modehuis “Janny “was gevestigd, moest een grondige verbouwing ondergaan. Omdat het onderhoud zeer kostbaar bleek te zijn, is in 1931 besloten naast de oude pastorie een nieuwe te bouwen voor het bedrag van f.6215,25.

In de winter van 1926 regent het klachten over het kerkgebouw; de muren zijn vochtig en lekken door, waardoor ook zitplaatsen niet goed te gebruiken zijn. Er vallen regelmatig stukken kalk van de muren, want de muren waren doordrenkt van vocht. Het euvel was dat de kerk in 1903 zonder spouwmuren gebouwd was, wat toen de gewoonte was. Erger was dat de fundamenten in het grondwater stonden. Het hemelwater maakte de muren aan de buitenkant nat; het grondwater deed de rest. Het kostersgezin had de grootste moeite om de kerk in de winter warm te stoken.

Op 12 maart 1937, op de biddag voor het gewas, moest er in de Christelijke school in de Schoolstraat kerk gehouden worden, omdat door smeltende sneeuw het dak teveel doorlekte.

Dat kerken in de school schijnt diverse malen te hebben plaatsgevonden. In de tijd van de mobilisatie vlak voor Wereldoorlog II werd er school gehouden in de kerk en consistorie. Tijdens de meidagen van 1940 was er lichte schade aan kerkgebouw en pastorie: er waren wat ramen stukgeschoten ; vanaf 9 mei moesten alle banken uit de kerk worden gesleept, want de kerk moest dienen tot Rode - Kruis - hospitaal.

Ook tijdens de oorlog is er vaak in de consistorie en zelfs in de kerk school gehouden omdat de Duitse weermacht de christelijke school bezet hield. In de tijd van Ds. Veldhuijzen werd het kerkgebouw gerenoveerd en een galerij aangebouwd. Het kwam er op neer dat er een nieuw dak kwam met rubberoid bedekt en dat de muren van een nieuwe pleisterlaag werden voorzien. Er werden nieuwe lopers gelegd: kokosmatten werden gelegd en de banken werden gevernist. Tijdens de watersnoodramp van 1953 is er weinig schade aan de kerkelijke gebouwen aangericht; allen de parketvloer in de consistorie werd vernield. Het is niet duidelijk of het kwalitatief slechte Reil - orgel in de kerk wel van het binnendringende water beschadigd is.

Reil orgel

Het is een feit dat in 1961 de gemeente begiftigd werd met een Rampenfondsorgel dat ongeveer zestig tot zeventigduizend gulden waard was en gelukkig van uitstekende kwaliteit is gebleken en door kenners een prachtorgel wordt genoemd en uitstekend geschikt is zowel voor gemeentezang als concerten. Tijdens de kerkenraadsvergadering van 18 juni 1962 word geklaagd over de nog steeds slechte toestand van het kerkgebouw. Het bouwen van extra spouwmuren zou het beste zijn, maar dat zal wel hoge kosten met zich meebrengen. Er kwamen voorstellen om tot nieuwbouw over te gaan.

Er wordt een bouwcommissie benoemd . Ook de gemeente was in grote meerderheid voor nieuwbouw.

Om die reden werd er een rondgang binnen de gemeente gehouden, die f.27.000 opbracht.

De nieuwe kerk zou naar schatting ongeveer f.250.000 bedragen; er zouden ongeveer 400 zitplaatsen zijn en de ontmoetingsruimte zouden nog eens 112 personen kunnen zitten. Verder zou er natuurlijk een consistorie en een vergaderzaal aangebouwd worden.

Er wordt een oud-papieractie en een vodden - en lompenactie gehouden. Er was ook een garnalenpelactie die uiteindelijk 5 jaar heeft geduurd en landelijke bekendheid kreeg in de landelijke pers . Deze actie bracht f. 19,000 op: f.12.000 was bestemd voor de kerkbanken, f.7000- werd in de kas gestort.

Op 9 maart 1967 werd de nieuwe kerk in gebruik genomen. De nieuwe kerk heeft niet in totaal f.300.000 gekost, maar f.530.000.

De Garnalenpelactie

Dat lag aan de enorme kostenstijgingen als gevolg van de loongolf in de beginjaren van 1960. In nog geen 5 jaar werden de kosten van gebouwen verdubbeld. Ieder jaar gingen de lonen in de bouw etc. met meer dan 10% naar boven en er werden, omdat er zoveel werk bleef liggen vaak zwarte lonen betaald.

De pastorie waarvan de kosten geraamd waren op ongeveer f.30.000, ging in werkelijk meer dan f.75.000- kosten.

Er zou één goede oplossing zijn geweest: niet aarzelen, maar zo snel mogelijk aan de slag: bouwen: maar dat is wijsheid achteraf.

Wij hebben er behoefte aan vast te stellen en in herinnering te brengen dat jongeren en ouderen zich met enthousiasme ingezet hebben als vrijwilligers aan de diverse acties en een behoorlijke bijdrage in de financiering van de bouw hebben geleverd.

Het Verenigingleven en Opbouwwerk binnen de gemeente

Het jeugdwerk is altijd al heel belangrijk geweest in de kerk van Arnemuiden. Al in 1900 wordt er een z.g. jonge dochtervereniging opgericht. De jongens willen niet achterblijven. Van 2 jongenskwam het verzoek aan de kerkenraad om een jongelingsvereniging op te richten. Die J.V. telde 6 leden vanaf 15 jaar en 9 aspirant-leden van 12-15 jaar. In datzelfde jaar is er ook sprake van een knapenvereniging van 11 leden, die geleid wordt door br. P. Boone. Het gaat er niet altijd positief aan toe bij de J.V. Iedere keer is er een kerkenraadslid erbij om een zekere leiding te geven. Het nut van de jonge dochtervereniging bleek al snel duidelijk. Na de Bijbelse inleiding, hielde de meisjes zich bezig met het produceren van kledingstukken. In de winter van 1902 hebben de meisjes 52 kledingstukken aan de diaconie geleverd, die uitgedeeld werden aan de behoeftige mannen, vrouwen en kinderen uit de gemeente.

Armenzorg was volgens de diaconie een zaak van de kerk en bijstand van de overheid of particuliere liefdadigheid werd niet geaccepteerd. In 1907 kwam de klad erin m.b.t. tot de jonge dochtervereniging: die telde nog maar 2 leden. Wat de J.V. betreft, als deze wil experimenteren met z.g. samenspraken, mag dat alleen als er lering uit te trekken valt: lering en vermaak gingen in die tijd nog niet “samen “

Er heersten, zoals wij al eerder vermeld hebben, soms onordelijke toestanden, soms wanorde bij de catechese en soms ook bij de “clubs “ Toch kunnen wij wel weer vermelden dat in 1909 de jonge dochtervereniging, nu weer op volle sterkte , 44 kledingstukken gefabriceerd, die onder 13 gezinnen van de kerk verdeeld werden.

Er ontbreken jammer genoeg nog al wat notulen van diverse verenigingen; o.a. over de periode 1926-1933. In laatstgenoemde jaar ds. Scholing voorzitter van de J.V. “Immanuël “ . Vriend L. van Belzen is secretaris. Hoofdonderwijzer v.d. Graaff geeft in 1934 leiding aan de Knapenvereniging.

De meisjesvereniging “Wees een Zegen “telde 21 leden, stond onder leiding zr. Jans Boone - de Hamer en fabriceerde in de crisistijd 129 kledingstukken.

Onder Ds. Scholing werden op de J.V. er niet alleen Bijbelse onderwerpen besproken en behandeld, maar kwamen ook maatschappelijke problemen aan de orde of onderwerpen uit de Kerkgeschiedenis of de Vaderlandse geschiedenis en diverse artikelen uit de Nederlandse geloofsbelijdenis.

Ds. Scholing wilde dat op de meisjesverenigingen ook aandacht werd gegeven niet allen aan geestelijke maar ook aan maatschappelijke vorming.

Bij toerbeurt zouden de ambtsdragers de verenigingen en catechisaties bezoeken.

Tijdens WO II en wel in het jaar 1942 werden de gereformeerde jeugdverenigingen verboden, omdat in tegenstelling tot andere verenigingen de gereformeerden meer principiële tegenstand boden aan het goddeloze stelsel van het Nationaal Socialisme. Van de verenigingenwerden de ledenlijsten en bezittingen in beslag genomen.

Wie niet sterk is , moet slim zijn: de verenigingen kozen een andere naam: als “Bijbelkring “of catechesegroep ging men door met de gewone activiteiten.

Echter de voorzitter van de Knapenvereniging, die nu Bijbelkring was geworden, was ook hoofd van de Christelijke school, was zo verdacht dat hij oplast van de bezetter uit Zeeland werd verbannen.

Pas na de bevrijding keerde br. v.d. Graaff, gelukkig ongedeerd, terug en werd hij na het vertrek van ds. Scholing praeses van de kerkenraad.

Na de oorlog kwam het jeugdwerk tot grote bloei. Er kwam al vroeg een soort Jeugdcentrale, die er naar streefde dat zowel jongens en meisjes deel zouden nemen aan de Jeugdvereniging, de G.J.V. Deze kwam pas in het jaar 1961 tot stand, min of meer uit noodzaak omdat de verenigingen toen slechts weinig leden telden.

Er was wel eens wat discussie binnen de kerkenraad of het spelelement niet een te grote rol zou spelen bij het opvoeren van bepaalde sketches, die vroeger wel de naam “jeugdrevue “droegen.

Men was beducht dat het schriftonderzoek er misschien onder zou lijden.

In 1962 wordt er voor het eerst een jeugdouderling aangesteld De wens van de jeugd om voor het eerst een zangdienst te houden wordt op de 1e Kerstdag 1966 vervuld.

In 1969 wil de jeugd een jeugddienst waarvan de liturgie door hen zelf is ingevuld.

In 1976 wordt besloten dat er per jaar 5 jeugddiensten zullen worden gehouden..

In datzelfde jaar wordt er een verbouwingscommissie opgericht die een plan maakte voor een te bouwen jeugdgebouwtje/lokaal. Er werd een stukje grond van de plaatselijke gemeente gekocht.

Er kwam een bedrag van ruim f.20.000 binnen en de bouw kwam tot stand met hulp van veel vrijwilligers . Daarom duurde het tot 8 maart 1980 voordat het nieuwe gebouwtje in gebruik genomen kon worden.

Het jeugdwerk heeft zich inmiddels in uitgebreide zin enorm ontwikkeld. Onder de paraplu van de Jeugdcentrale , treffen wij niet minder dan 6 clubs aan : de Zonnetjes, Regenboog, Wegwijzer, Rock Solid, Solid Friends en Youth Alpha.

Een groot aantal enthousiaste jonge mensen geven met geweldige motivatie leiding aan die clubs. Er vinden een groot aantal verschillende activiteiten plaats, naast bezinning en discussie in praatgroepjes.

 

You have no rights to post comments

Ga naar boven