Historische Vereniging Arnemuiden

De Arnemuidse Hoogaars - 5.0 out of 5 based on 7 reviews

Gebruikerswaardering: 5 / 5

Ster actiefSter actiefSter actiefSter actiefSter actief
 

Arneklanken: September 1998

In dit artikel wil ik ingaan op het bekendste scheepstype van de Arnemuidse vissersvloot "de hoogaars", de scheepswerf waarop bijna 200 jaar de hoogaarzen werden gebouwd en enkele gegevens over de bedrijvigheid op de werf.

De Arnemuidse hoogaars

Onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de vissers van Arnemuiden is de Arnemuidse hoogaars. Zeker 200 jaar was dit scheepstype in gebruik. Het was een product van Arnemuidse bodem. Honderden hoogaarzen werden op de Arnemuidse scheepswerf gebouwd; de meeste werden daar ook gerepareerd (doorgaans genoemd: "opgewonden").

De hoogaars was een zogenaamd "platboomd" vaartuig, vooral gebruikt voor de oester- en mosselvangst en de garnaalvisserij in de zeegaten.

Hoogaars bij de ArnebrugOver de Arnemuidse hoogaars kwam ik in 1768 al een vermelding tegen: "Alzo de visschuyt of hoogaers van Cornelis Cornelisse te Veere is in beslag genomen met zijn molenaersnet". Dit schuitje zou in verboden wateren onder Veere hebben gevist. En van 1772 komt in het archief een aanklacht voor "dat onze hoogaersschippers voor enige dagen hebben naar Bressies gebragt drie soldaten van het garnizoen van Veere". En in 1782 leverde schipper Blaas Blaasse 91 hoogaarzen "slikken" en een partij steengruis af voor het ophogen van het dijkje.

Dr. J. van Beylen, voorheen directeur van het scheepvaartmuseum te Antwerpen, publiceerde enige jaren terug z'n onovertroffen boek "De Arnemuidse hoogaars". Hierin zijn tot in de kleinste details gegevens over de Arnemuidse hoogaars vermeld en zo aan de vergetelheid ontrukt.

Gelukkig zijn ook heel wat hoogaarzen in miniatuurvorm nagebouwd (o.a. door H. Reinhout, Chr. Bliek, J. Oreel) en nu nog in musea en bij particulieren te bezichtigen.

De Arnemuidse hoogaars had, volgens dr. Van Beylen, o.a. de volgende typische kenmerken, die het onderscheidde van andere Zeeuwse hoogaarzen:

  • te herkennen aan het meer stoere uitzicht, vergeleken met andere soorten hoogaarzen;
  • een steilere voorsteven en meer nadrukkelijke vormen;
  • had de faam een droog schip te zijn, dat minder "buisde" dan andere hoogaarzen;
  • "Arnemuidenaars" hadden geen pompen; het lek- en regenwater werd met een groot hoosvat over boord geschept;
  • meer snelheid bij lichte wind dan andere hoogaarzen;
  • was de enige Zeeuwse vissersschuit die enigszins versierd was met snij- en schilderwerk; zo was de masttop geschilderd in brede banden, dikwijls in blauw en wit;
  • had een roer met een opvallend silhouet, fraai en zwierig van lijn;
  • een bezaantuig inplaats van het gebruikelijke spriettuig.

De vroegere Arnemuidse vissers moeten uitmuntende zeilers zijn geweest. Soms nam bijna de hele vloot hoogaarzen deel aan zeilwedstrijden. Maar niet minder bewondering dwingt af hoe dit voorgeslacht van stoere vissersmannen het grootste deel van het jaar, dikwijls bij nacht en ontij, zoveel ontberingen in de open schuiten moest trotseren om een schrale boterham te verdienen.

De Arnemuidse scheepswerf

De oudste Zeeuwse scheepswerf is die van Arnemuiden. De werf van Meerman bouwde in twee eeuwen tijd een grote naam op het gebied van de bouw van hoogaarzen op. Voor vissersplaatsen in de wijde omtrek (o.a. Zeeuws Vlaanderen, Goeree, West-Brabant) werden hoogaarzen gebouwd. De scheepsbouwers uit het geslacht Meerman stonden bekend om hun zeer grote en bewonderenswaardige vakmanschap. De hoogaarzen waren alom beroemd om hun goede vorm en snelle vaart. De Meermannen gebruikten meestal geen scheepsplan. Een ruwe schets met wat afmetingen op een kartonnetje in de loods vormde meestal het bestek. Wel werden de gebruikte afmetingen nauwkeurig in het werfboek genoteerd. Vanaf 1786 was de werf gedurende bijna 210 jaar onafgebroken in het bezit van de familie Meerman.

De oudste vermelding van de werf dateert van 1763. Een zekere Pieter Boers uit Sliedrecht vroeg toen vergunning om een scheepstimmerwerf met sleehelling op te mogen richten bij het nieuwe Hoofd achter de voormalige kolenpakhuizen De Samaritaan, Amsterdam en De Dry Haeringen aan de zuidzijde van de Langstraat. Al vlug deed Boers z'n bedrijf over aan een zekere Gillis Fafa uit Schiedam, die in 1765 als scheepsmakersbaas in Arnemuiden werd toegelaten. Op de 5e juli 1766 schreef Fafa het stadsbestuur "dat hij nodig heeft een bekwame plaats achter zijn pakhuis, van het sluisje tot aan het nieuwe Hoofd en van de walle tot het water, voor het opzetten van oude als nieuwe vaartuigen". In 1769 liet hij een kanthelling maken op 20 voet van het Hoofd, te beginnen westwaarts. In 1776 vertrok hij naar Middelburg, na de werf verkocht te hebben aan de Arnemuidse timmermansbaas Jan Basseveld. Nog in hetzelfde jaar namen Jacob Ossewaarde uit Middelburg en Steven Bouwman uit Dordrecht de werf over.

Ondertussen was de uit Biezelinge afkomstige Jacob Meerman al aan de havenkant bezig om schuiten op te kalefaten. Op 7 november 1786 kocht hij de werf met de loods, de kanthelling en de gereedschappen van Steven Bouwman. Hoewel de werf dus al van 1763 dateert, zijn de Meermannen vanaf 1786 onafgebroken scheepstimmerwerfbaas geweest.

De oude Jacob Meerman deed de werf in 1799 over aan z'n zoon Jacob, die samenwerkte met z'n broer Pieter. In 1805 kregen ze toestemming om een loge te bouwen achter de werf voor de berging van het hout. In dit jaar kochten ze de zoutkeet "Het Slot van Aldegonde" aan van de gebroeders Tak uit Middelburg voor het sloophout.

Na het overlijden van Jacob Meerman "de jonge" in 1810 volgde Pieter Meerman hem op als scheepswerfbaas. In 1811 kreeg Pieter "tot gemak en gerief van de visschuiten" toestemming voor de aanleg van een tweede kanthelling achter z'n werkloge. Deze helling had een lengte van 100 voeten en een breedte van een roede. De op de werf staande oude loods, die in een zeer vervallen staat verkeerde, werd afgebroken. In 1813 kreeg de nieuwe werfbaas, Cornelis Meerman, de zoon van Jacob, toestemming "op het schorre van de Zuidwalle ter zijde van zijn erve een houten werkloge voor zijn bedrijf op te richten". Ook mocht hij in 1815 een nieuwe kanthelling aanleggen. In 1821 klaagden de omwonenden over het "onvoorzichtige en gevaarvolle heten van teer dat op de werf en in de loges bij de werf plaats vindt".

Cornelis Meerman is in 1824 op de nog jonge leeftijd van 34 jaar overleden. Z'n weduwe zette het bedrijf voort tot haar beide zoons, Adriaan en Jacob (1814-1869), de werf konden overnemen. Daarna zetten de beide zoons van Jacob, Cornelis (1843-1910) en Adriaan (1850-1917), het bedrijf voort. advertentie scheepswerf MeermanAdriaan vestigde in 1879 de werf "De Hoop" op De Punt te Middelburg.

Vervolgens waren de onder de ouderen nog bekende Jacob Meerman (geboren in 1888) en z'n broer, zoons van Cornelis, werfbaas en na hen de huidige eigenaar Cornelis.

De bedrijvigheid op de werf

Na een periode van bloei liep de bedrijvigheid op de werf halverwege de vorige eeuw aanzienlijk terug. Er heerste armoede onder de bevolking. De visserij leverde weinig op. Het aantal vissersschuiten verminderde enkel maar. Ook was er nogal wat concurrentie van grotere werven.

Maar vanaf 1864 trok de bedrijvigheid enorm aan door de overschakeling van de vloot op de garnalenvangst (volgens het gemeenteverslag: "er was meer en meer lust hoogaarzen aan te schaffen en de kleine visserij uit te oefenen, die geen geringe verdiensten oplevert"). De daarvoor gebruikte hoogaarzen werden bijna alle op de werf gebouwd. Een telling wees volgens dr. J. van Beylen aan, dat er sedert 1869 ongeveer 205 hoogaarzen van stapel liepen. Over een hoogaars bouwde men meestal 3 tot 5 maanden. De prijs was aan het eind van de vorige eeuw f 1.000 à f 1.200. Behalve rechtstreeks bestelde, bouwden de Meermannen ook nogal eens schuiten "op de hoop", dit is voor eigen rekening. Voordat zo'n schuit van de helling liep, was er meestal al wel een koper verschenen.

Bij de aanleg van de spoorlijn en de kanalisering van de Arne werd de werf tijdelijk verplaatst naar de buitenzijde van de spoordam.

Van sommige jaren is bekend hoeveel knechts er op de werf werkzaam waren: 1857:10; 1858:25; 1859:10; 1860:7; 1861:12, af en toe 23; 1878:12; 1879:7.

Reacties   

+1 #2 J.W. Maltha 14-09-2019 22:44
overigens:
Ook de door u bijgevoegde foto laat spriettuigage zien
0 #1 J.W. Maltha 14-09-2019 22:42
Het laatstgenoemde kenmerk van de Arnemuidense hoogaars moet m.i. zijn dat nog langer het traditionele spriettuig gevoerd werd i.t.t. de modernere bezaantuigage met kromme gaffel. Juist andersom dan hier gesteld, en ook bij van Beylen lees ik dat ook zo (J. van Beylen - De Hoogaars)

You have no rights to post comments

Ga naar boven